kerktoren-haanWant echt leven doe je altijd met anderen. Wil je dat je leven, je bestaan, vruchtbaar is, dan gaat het altijd om een leven met anderen. Natuurlijk kunnen er momenten zijn waarop je je echt eenzaam voelt, zoals Jezus die – in het evangelie - tegen zijn eigen ondergang, zijn eigen dood, zit aan te hikken. Maar Hij herpakt zich: daartoe ben Ik immers tot dit uur gebracht. Dat is wel krachtig!

En ‘niemand sterft voor zichzelf’? Dat is moeilijker. Want niet iedereen sterft in verbondenheid met anderen. Het is een grote gave als je kunt sterven in vrede met je omgeving. Dan moet er wel wat aan vooraf zijn gegaan. ‘Ik ga nooit slapen als ik het niet eerst heb goed gemaakt…’, hoor ik iemand zeggen. Was dat altijd maar zo, verzucht ik dan in stilte. Want grote aanslagen zoals deze week in Toulouse beginnen altijd met haat die zich ergens heeft genesteld in het hart van een mens. Wie deze haat aankijkt, en het begint soms al met een diepe wrevel, kan zingen: niemand sterft voor zichzelf.

Wij leven en sterven voor God onze Heer…, zo gaat het lied verder. Een moeder vertelt me dat ze bij een bepaalde zin in de geloofsbelijdenis haar mond hield. Ze kan ze niet uit haar keel krijgen. Maar moet alles waar je in vertrouwt altijd honderd procent zeker zijn? Spreekt uit die geloofsbelijdenis ook geen groot verlangen? Waar ik in geloof, daar verlang ik ook naar. Het is voor mij niet allemaal gesneden koek. Het is altijd óók een verlangen waardoor ik er aan kan blijven werken dat het eens zal gebeuren. Als wij uitzingen dat ‘wij leven of sterven voor God onze Heer’ dan hoop ik er op dat het eens zo zal zijn. Ik voel me dan wel gesterkt door de verhalen die we zo juist gehoord hebben. Want er is één mens die zo hartstochtelijk zich gebonden heeft aan God die Hij zijn Vader noemt, dat Hij uiteindelijk gestorven is naar God toe.

Horen we op die manier aan God toe? Wie behoren we eigenlijk toe? Alleen maar aan onszelf? Misschien ook aan degene van wie je houdt. Maar dan wordt het al lastiger. Want wij willen onze eigenheid bewaren. Helemaal je geven aan een ander blijft een lastige zaak. Het is dit gevecht dat in het evangelie van vandaag wordt uitgevochten. Maar dit gevecht leeft tevens in ieder van ons. Is niet iedere relatie, iedere verbondenheid, een kwestie van geven en nemen?

Op tocht naar Pasen worden we wat meer met de neus op de feiten gedrukt. We staan stil bij de fundamenten van ieders bestaan. Vroeger werd er op preekstoel fel opgetreden, zelfs met de vuist op de rand van het katheder geslagen om kracht bij te zetten aan alle vermaningen. Ik denk dat dit vandaag niet zo werkt. Wat beter werkt, is dat wij zelf, u en ik, ontdekken wat ons tot voordeel strekt. Geluk komt ons echt niet aanwaaien. Geluk vraagt om inzet, inzet om je gewonnen te geven, om je open te houden voor wat je belangeloos geschonken wordt. Geluk draait om verbond en liefde.

De profeet Jeremia in de eerste lezing zegt het: het gaat God om een nieuw verbond. Ik moet denken aan de reclamespotjes: je kunt al autorijden, maar nu moeten mensen aan het nieuwe rijden. Je kunt al werken, maar nu moet je aan het nieuwe werken. Je leeft al verbonden, maar nu moet je aan het nieuwe verbinden. Er komt een Derde bij, de goede God die met je meetrekt. Een uitdagende God, want niemand leeft voor zichzelf, wij leven en sterven voor God onze Heer. Aan Hem behoren wij toe.

 

Joost Jansen o.praem.