overweging op 14 juni 2015
‘Vanavond besteld vóór negen uur, morgenochtend in huis.’ Fijn als dat kan. Ik kan soms niet langer wachten. Ik wil wat ik zie onmiddellijk in huis hebben. Gelukkig dat binnenkort de winkels 24 uur per dag, zeven dagen in de week open zijn zoals in New York en in Los Angeles. Je zult toch geen suiker meer in huis hebben… En kleding shoppen op zondag is toch ook een uitje.
Er zijn echter zaken die we niet kunnen versnellen. Een baby doet er toch meestal negen maanden over om geboren te worden. En goede ideeën vragen ook om een rijpingsproces voordat er daden gesteld kunnen worden. Dat zaad dat in de aarde gezaaid is, vraagt om geduld. Het land vraagt om zorg en vraagt dus om noeste arbeid van de mens, maar je bent ook afhankelijk van het weer, voldoende regen, ook weer niet te veel, niet te weinig. En de temperatuur werkt tevens mee. Natuurlijk kun je in een kas optimale omstandigheden creëren, maar tomaten die echt gerijpt zijn in de volle zon smaken toch anders.
Maar waarom vertelt Jezus deze parabels? Het zijn toch algemene natuurwetten die iedereen kent? We weten ze wel, maar we leven er niet naar. Onze samenleving lijkt overstressd. In gezinnen met jonge kinderen hebben ouders soms niet alle rust meer om er voor hen te zijn. Geduld en vertrouwen is een goede zaak, maar af en toe een schaars goedje. Maar waarom deze parabel? Jezus vertelt ze toch niet om de wetten van het gezond verstand te onderstrepen? Hij vertelt deze parabels over het geduld en het geloof in groeikracht omdat het God, de Vader van Jezus om nog meer gaat! Het gaat God natuurlijk om een harmonieuze samenleving waarin mensen op een gelukkige manier opgroeien en elkaar nabij zijn. Het gaat God echter ook om geloof in de kracht van dat mosterdzaadje. Om geloof in de kracht van een heel klein begin dat grote proporties kan aannemen. We zien dat in de lange geschiedenis van de groei van dat rijk van God. Onze kerk is daarin dienend. We zien dat in die kerk mensen soms hele kleine initiatieven nemen die pas jaren later enige uitwerking hebben. Laten we niet vergeten dat het begin van het christendom heel klein is geweest. Wanneer onze missionarissen erop uitgetrokken zijn, begonnen ze in den vreemde vaak ook maar met iets heel kleins: een missiepost met een EHBO-afdeling, met een klein schooltje, met een kerkje. Later kwamen de grote structuren. En vandaag worden we als parochies weer teruggebracht tot dat kleine begin.
Op het vlak van kerk en geloof speelt geduld en vertrouwen in de toekomst vandaag ook een grote rol. Ik kan me een tijd herinneren dat we hier verschillende missen op zondag moesten vieren om alle gelovigen een kans te geven. Die tijd ligt achter ons. Maar de mensen zijn er niet rustiger en gelukkiger op geworden… Ook nu kunnen we tegen deze feiten op twee wijzen aankijken. Je kunt zeggen: er is zoveel krimp in onze gelederen dat deze parochie een aflopende zaak is. We zijn nog maar met zoveel parochianen. De aantallen slinken. We kunnen echter ook anders tegen de huidige toestand aan kijken. Er is een grote potentie in onze gelederen. Er is een groot geloof in wat ons iedere keer weer door God aangeboden wordt. De grote dichter Adriaan Roland Holst schreef het al in zijn gedicht ‘De Ploeger’:
‘Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven,
maar doe mij in den oogst geloven waarvoor ik dien...’
Doe mij in de oogst geloven... Niet voor niets neemt Jezus in zijn parabel die zaaiende boer als voorbeeld. Want geloven in de oogst vraagt om vertrouwen, vraagt erom niet enkel uit te gaan van eigen kracht en eigen inzet, maar om het ontkiemen en het uitgroeien van het zaad over te laten aan krachten die buiten onszelf liggen. Dit geldt met name voor die binnenkant van het leven. Gelovige mensen zijn zij die durven zeggen: niet ik ben het centrum, het laatste woord is niet aan mij! Door alles om ons heen – soms ondanks wat er gebeurt om ons heen – is God met ons bezig. Via onze handen en onze kennis en onze inzet is God in deze wereld aan het werk. Hij blijft voor ons zorgen, Hij blijft ons nabij, in slechte tijden en goede tijden.
Joost Jansen, norbertijn