Oftewel de kunst van het loslaten. Nee, dit heb ik niet zelf bedacht. Het is de titel van een workshop die ik ergens halverwege de jaren negentig volgde en die me sindsdien is bijgebleven. Al was het alleen maar om het beeld van het ge(mantel)pakte gezelschap dat achter drie bontgekleurde ballen aanrende. Het betrof namelijk een workshop jongleren.
Jongleren is eigenlijk heel eenvoudig, kwestie van de drie ballen in de lucht houden. Maar die drie ballen blijven alleen in de lucht, als jij ze durft los te laten. Door de ballen los te laten, kan je ze vervolgens weer vangen, om zo weer verder te gaan.
Deze metafoor voor besturen, want dat was het, was juist gekozen. Want, als je wil besturen, dan moet je durven loslaten. Als je krampachtig vast blijft houden aan wat je in handen hebt, komt de boel niet in beweging. Maar, om te zorgen dat het zaakje niet uiteenvalt, moet je zorgen dat je het ook op tijd weer in handen neemt, anders ben je al je tijd kwijt bij het achterna rennen van de feiten.
Hetzelfde geldt voor het besturen van een gemeente. Wil je zorgen dat een samenleving functioneert, moet je durven loslaten, al ontkom je soms ook niet aan het stellen van kaders. Door los te laten, door ruimte te geven aan ondernemers, aan burgers met innovatieve ideeën, til je de Bernhezer samenleving naar een hoger plan. Maar, loslaten vergt lef, daar moet je ‘ballen’ voor hebben, ‘More balls than most’!
Ezra Leeger
Raadslid CDABernheze
overweging op 15 februari 2015
In de media hoor en zie ik dat Prins Joost (die van de Carnaval) met zijn adjudant Stefan overal mensen bezoekt. Mensen zonder onderscheid. Zo hoort carnaval te zijn. Alle mensen insluiten, niemand buitensluiten. Dat ik dit opmerk zegt natuurlijk ook iets over onze samenleving. Er worden wel mensen buitengesloten. Soms gebeurt het heel onschuldig: kinderen in de voorbereiding van de eerste communie bezoeken de bakker. Ze bakken wat broodjes met de bedoeling dat ze die delen. ‘Wel met die maar niet met die jongen’, zegt een kind. Passen we wat schaalvergroting toe dan zitten we midden in het conflict van de Oekraïne of in Syrië en Irak. Mensen worden buitengesloten vanwege hun kleur, of vanwege hun gedrag, of – zoals in het evangelie – omdat ze gemeden moeten worden als de pest.
Wat doet Jezus? Hij raakt die mens aan. En hij is genezen. Het lijkt eenvoudig maar dat is het natuurlijk niet. Anders zou onze wereld er wel anders uitzien. Bij de genezing van deze melaatse, deze leprapatiënt, kunnen we natuurlijk denken aan de heilige Franciscus die een melaatse omarmt, of aan pater Damiaan of de zalige Peerke Donders, maar dan hebben we deze mensen weer mooi in een bepaald kader geplaatst. Het is veel uitdagender om te kijken in onze samenleving waar mensen buitengesloten worden en waar er dus mensen aangeraakt moeten worden. Dat is niet altijd even simpel. Er is veel verborgen uitsluiting. Maar de gevolgen zijn soms desastreus. Neem een meisje van veertien dat een beetje fors gebouwd is. Men wist wel dat ze een beetje gepest werd op school, maar toen ze zich had opgehangen kwam pas aan het licht welke verschrikkelijke haatmails er op haar computer stonden. Hoe komt het toch dat zelfs jongeren elkaar de dood injagen?
Ik denk dat de reden is dat ze zelf niet tevreden zijn over hun eigen leven. Wie in harmonie is met zichzelf en in vrede is, heeft het niet nodig zich tegen een ander te keren. Hij of zij wil eerder meebouwen. Maar wie is ten volle in harmonie met zichzelf? Zijn we niet allemaal een beetje geneigd om wel sympathie te hebben voor die ene en minder voor die ander?
Het eerste dat Jezus doet is medelijden hebben met de melaatse. Er staat letterlijk: Hij wordt helemaal van binnen geroerd, kan zich dus inleven, niet alleen in de ziekte maar met name in het isolement waarin de melaatse verkeert. Jezus verplaatst zich als het ware in zijn situatie. Dat is wel een belangrijke stap. Wat je daarna ook doet – en vaak hangt dit af van de persoonlijke creativiteit van dat moment – het is allemaal goed. De een zal de ander aanraken, een ander zal dat zeker niet doen maar zorgt voor wat betere structuren. De een is bezig met te zorgen dat de WMO in een gemeente goed georganiseerd is, een ander zal de afwas gaan doen omdat iemand er een puinhoop van heeft gemaakt. U merkt: je kunt op heel verschillende manieren mensen nabij zijn.
Het speelt niet alleen in onze klein, intermenselijke kring. Uitsluiting vindt ook plaats in onze samenleving. Ik denk dat de moslims het vandaag niet gemakkelijk hebben in Nederland en andere landen. De verschrikkelijke dingen die zogenaamd uit naam van Allah worden geplaagd, slaan als en boemerang op alle vredelievende en goedwillende moslims neer. Mensen kunnen geen onderscheid maken tussen hen die hun geloof op integere manier belijden en zij die totaal verkeerd hun heilige boeken uitleggen en angst oproepen bij ons. Wat hier speelt tussen moslims en mensen uit de Westerse wereld, gebeurt ook op andere vlakken. Misschien wel in onze eigen straat. Misschien wel in onze eigen rooms-katholieke kerk…
Ons geloof is een godsdienst van insluiten en niet van uitsluiten. Ons christelijke geloof nodigt mensen uit, dwingt niet. In God is geen geweld, zei een christen honderd jaar na Jezus. Zo komen we dan weer uit bij het feest van Carnaval, het is een feest van insluiten, van mensen meenemen, van omarmen. En voor al die momenten wanneer we wel mensen buitensluiten, hen terzijde schuiven, willen we spijt betuigen. Dat doen we dan op Aswoensdag met het ontvangen van het askruisje. Omdat God ons wil insluiten!
Joost Jansen, norbertijn