Dit is het HaDeejer.nl archief  van: 2006  tot  september 2015

20090604-wlu-_abdij_dsc_0001_29.jpgVandaag vieren wij dat de abdij in 1134 werd gesticht door ridder Fulco. Elke Hadeejer en vele mensen buiten HaDee kennen deze parel. Het staat op vele foto's, ansichtkaarten en in het geheugen van mensen. Trouwerijen en prachtige concerten vinden er heden ten dage plaats, maar wat weten wij er nu werkelijk over..?

Inleiding
Dat norbertijnen van Berne een reislustig volk zijn moge blijken uit hun verleden. Al zijn zij tot in de vorige eeuw maar met gemiddeld 20 man geweest, ze hebben om diverse beweegredenen heel wat omzwervingen gemaakt in het verleden. Steeds echter hebben ze de naam van de abdij hoog gehouden en de wapenspreuk "Berna ut Lucerna", Berne als een licht, als devies gebruikt bij hun levenswandel.

Bewegen brengt ook dynamiek met zich mee, bewegen is niet stil blijven staan, het is steeds doorgaan, actief blijven. Norbertijnen van Berne zijn tot op de dag van vandaag in beweging gebleven. Steeds weer opnieuw passen zij zich aan de nieuwe tijd aan. De constituties van de orde zeggen hierover: "Dit houdt een blijvende opdracht in om ons leven, zowel individueel als sociaal, steeds weer aan te passen aan nieuwe levensomstandigheden."

De Abdij van Berne kent een bewogen en rijke geschiedenis en staat in een lange traditie. Met het vizier op de toekomst gericht en met de ruggensteun van het verleden is deze uitgegroeid tot de oudste kloostergemeenschap van Nederland. We richten het spotlicht op enkele fragmenten uit die bewogen tijd.
 

Bernheze
Heeswijk kent met zijn kasteel een lange en bewogen geschiedenis. Maar naast het kasteel kent het dorp een bijna evenzo lange verbondenheid met de Abdij van Berne. De eerste abt van Berne, Everardus, sticht in het toenmalige gebied Bernheze een uithof van waaruit de landerijen worden beheerd. Deze eerste vestiging van norbertijnen in het Brabantse dorp Heeswijk gaat terug tot in de twaalfde eeuw. Al voor 1168 moet er aan de noordzijde van de huidige dorpen Heeswijk en Dinther een vast onderkomen zijn geweest van de witheren van Berne.

De oorsprong van de abdij is echter niet te vinden in dit dorp, maar in het gehuchtje Berne aan de Maas bij Heusden. Een sprong in de tijd voert ons terug naar het jaar 1134 en toont ons ridder Fulco van Berne als stichter van de abdij. Een oude legende verhaalt ons over zijn bewogenheid om zijn kasteel aan de Maas te schenken aan de norbertijnen van de Abdij van Mariënweerd bij Beesd.

"In het jaar des heren 1132 gebeurde het, dat Fulco van Berne achtervolgd werd en niet meer kon ontsnappen. Hij was van alle kanten omsingeld en deed toen de belofte aan God, dat als hij door Gods toedoen van zijn vijanden zou ontkomen, zijn kasteel te Berne tot een klooster zou maken. Hij wierp zich gewapend en te paard in de Maas en wist weldra de overkant te bereiken."

Belofte maakt schuld en in eerste instantie haalt Fulco augustijnen uit Rolduc naar Berne om tot een kloosterstichting te komen. De chaotische situatie die vervolgens binnen de kloostermuren ontstaat, stemt Fulco niet tevreden en de augustijnen kunnen huiswaarts keren. Fulco wijkt niet van zijn belofte af en hij onderneemt in 1134 een tweede poging met de orde van Prémontré, ook wel norbertijnen genaamd. Hij krijgt van de nabijgelegen Abdij van Mariënweerd een abt en enige kloosterlingen toegezonden om zijn kasteeltje te Berne te bemannen. Ditmaal treedt Fulco zelf toe tot de gemeenschap. Zijn vrouw, Besela, kiest voor een leven als religieuze in Berne en later in het vrouwenklooster te Altforst dat aan de abdij verbonden is. 


De eerste eeuw
Hier zal de abdij de komende vier-en-een-halve eeuw gevestigd blijven. Het begin van deze lange periode is te karakteriseren als de monastieke fase. Alle aandacht is gevestigd op het verrichten van het koorgebed, het vieren van de liturgie, het lezen in de bijbel, studie, handarbeid, landbouw en veeteelt.
 
De abdij is een gesloten wereld, men leidt een eigen leven zonder veel bemoeienis met de buitenwereld. In deze periode vergaart de abdij een aanzienlijk bezit, haar materiële macht groeit door aankopen en schenkingen.


Koerswijziging
In vergelijking met de in dezelfde tijd ontstane abdijen in Duitsland en België gaat de Abdij van Berne, net als de moederabdij Mariënweerd, betrekkelijk laat over tot het verwerven van parochies. Na ongeveer een eeuw van bestaan verandert de koers van Berne. De strikt  monastieke fase komt hier ten einde en de aandacht verschuift nu van werken in de abdij naar werken buiten de abdij. Niet alleen het wereldlijk gezag, maar ook het geestelijk gezag van de abdij neemt toe en de abdij groeit uit tot een geestelijk en wereldlijk centrum in de regio. Dit is de tweede fase. Priesters worden naar parochies gestuurd en de parochies worden veelal met alle bijkomende rechten geschonken aan de abdij. Zo komt Berlicum reeds in 1240 in bezit van de abdij. Heeswijk volgt in 1284. Later worden Oudheusden, Elshout, Hedikhuizen, Vlijmen, Engelen, Bokhoven, Lithoyen, Haarsteeg en (als laatste in 1948) Middelrode aan de zorgen van de abt van Berne toevertrouwd. Tot op de dag van vandaag hebben norbertijnen hun werkzaamheden in een aantal van deze parochies kunnen voortzetten, een kerntaak van de huidige gemeenschap.

Gedurende de Tachtigjarige Oorlog en latere brandhaarden blijkt hoe waardevol en noodzakelijk de keus was om uit dat monastieke ritme te stappen. Dankzij het bezit van parochies heeft de abdij alle tijden van ellende overleefd. Telkens opnieuw hebben strijdbare en gedreven norbertijnen vanuit de parochies het gemeenschapsleven nieuw leven ingeblazen. 


Zoeken naar nieuwe wegen
In 1579 valt de abdij in Berne ten prooi aan de handen van de Geuzen en worden de gebouwen grotendeels verwoest door een niets ontziende vlammenzee. Nu de norbertijnen genoodzaakt zijn te vertrekken uit Berne, vestigen ze zich op de diverse pastorieën en in Den Bosch. Hier bezit men namelijk een zogenaamd refugiéhuis waar men in tijd van nood zijn toevlucht kan zoeken. Aan het begin van de zeventiende eeuw blijkt een spoedige terugkeer naar Berne een fata morgana te zijn. In de Hinthamerstraat wordt daarom een oud klooster opgekocht om daar de abdij weer tot bloei te brengen. Frederik Hendrik zorgt ervoor dat ook deze droom in duigen valt als hij in 1629
's-Hertogenbosch verovert. Na een verblijf van zes jaar gaan ze gedwongen weer op pad en zoeken wegen om de abdij weer vaste grond te geven.

De heren van Berne laten zich niet eenvoudig uit het veld slaan en weten stand te houden. Koste wat het kost proberen zij het licht van Berne brandend te houden. Abt Jan Moors vestigt zich in 1629 te Heeswijk, waar hij een buitenhuis bezit. Dit huis zal gedurende alle opeenvolgende perioden bewoond worden door norbertijnen, om uiteindelijk in 1857 de vestigingsplaats van de abdij te worden. Ook Berne is nog niet uit het zicht verdwenen, nog steeds proberen enkele norbertijnen onder leiding van abt Moors daar nieuw leven in te blazen.
De Vrede van Munster gooit in 1648 definitief roet in het eten. Alle abdijgoederen worden verbeurd verklaard en worden eigendom van de staat.
Later zou blijken dat de inbeslagname met zachte hand wordt uitgevoerd. Dankzij bescherming van invloedrijke zijde, o.a. koning-stadhouder Willem III en de parochies, waar norbertijnen als kanunniken worden gedoogd, blijft de abdij voortbestaan. 


Parochies als licht op de kandelaar
Beroofd van have en goed vluchten de witheren na 1648 naar de veiligere Zuidelijke Nederlanden en vinden een onderdak in Vilvoorde bij Brussel. Het lange verblijf alhier kan er echter niet voor zorgen dat het tot de bouw van een nieuwe abdij komt. De norbertijnen van Berne blijven actief in de Noordelijke Nederlanden en de parochies vormen het kloppende hart van de abdij; daar leeft ze verder en zetten de medebroeders de werkzaamheden gezamenlijk voort. De vrije heerlijkheid Bokhoven vormt hierin een belangrijk steunpunt, vele abdijleden zullen er verblijven of op het parochiekerkhof hun laatste rust vinden.

Na 150 jaar maakt de Franse Revolutie een einde aan het verblijf in Vilvoorde. Opnieuw worden de norbertijnen van Berne verjaagd. Het licht van Berne blijft branden, zij het op een laag pitje. Tussen 1797 en 1857 is van enig abdijleven eigenlijk geen sprake. De norbertijnen-pastoors wonen verdeeld over de pastorieën en daar leidt de abdij een verborgen leven. In het hart zijn en blijven de pastoors norbertijn en zo is het behoud van de Abdij van Berne aan hen te danken. De harde strijd om het bestaansrecht gaan de norbertijnen niet uit de weg. Vol overgave blijven ze ijveren voor het voortbestaan van de abdij. De strijd wordt uiteindelijk ten gunste van Berne door koning Willem I en het Vaticaan beslecht en Berne behoudt zijn bewegingsvrijheid. Willem I treedt daarmee in de voetsporen van zijn voorvaderen. Vanaf Willem van Oranje hebben vele Oranjes de abdij een beschermende hand toegestoken en daarmee een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het voortbestaan van de abdij


Heeswijk
Dankzij de inspanningen van abt Neefs kan in 1857 het abdijleven, na enkele eeuwen onderbroken te zijn geweest, hersteld worden in de pastorie van Heeswijk, het huidige Slotje.
Het oude Slotje is al snel te klein om de groeiende gemeenschap te huisvesten. In 1859 is een nieuw onderkomen gereed, wat onder de naam Pastorietje nog altijd deel uitmaakt van het huidige abdijcomplex.
De gemeenschap blijft zich uitbreiden en het bouwen en breken gaat gestaag verder. Tien jaar na de bouw van het Pastorietje worden de grote pandgangen, de refter en de bibliotheek opgetrokken, alsmede ook nieuwe slaapruimtes boven. Nog zijn de bouwactiviteiten niet voorbij. In 1879 start de bouw van een nieuwe abdijkerk, die ondanks verwoede pogingen van de toenmalige abt geen parochiekerk van Heeswijk wordt.
Al deze bouwactiviteiten getuigen van de expansie die de abdijgemeenschap doormaakt in de jaren na het herstel. In ongeveer dertig jaar weet de gemeenschap uit het niets een nieuwe florerende abdij op te bouwen.

De grootste bloeiperiode staat echter nog te komen. De aanzet hiertoe wordt geleverd door de boerenapostel Gerlacus van den Elsen. Hij kan met recht de grote bezieler van het herstelde gemeenschapsleven en de hereniging van Berne met de orde genoemd worden. De orde was door de Franse Revolutie en de secularisatie van 1803 totaal versnipperd geraakt en pas in de tweede helft van de negentiende eeuw krijgt die opnieuw structuur.

De band met de orde geeft een nieuwe impuls aan de abdij, want in het voetspoor van de oude kloosterscholen start Van den Elsen in 1886 in het Slotje met het gymnasium St.-Norbertus. Mettertijd zou de school verhuizen naar een nieuw gebouw aan de oostzijde van de abdijkerk, het latere Abdijhuis. Dit gymnasium zorgt voor een explosieve toename van het aantal norbertijnen. Studenten kunnen nu aan huis worden opgeleid tot norbertijn en tot priester. De abdij floreert en bereikt zijn top met 225 leden (inclusief de leden in India) in 1960. Het gymnasium raakt na het wegvallen van de priesteropleiding los van de abdij en krijgt de kans om uit te groeien tot het zelfstandige streekgymnasium Bernrode.

Het oude gymnasiumgebouw dat na de realisatie van een nieuw pand elders in Heeswijk leegkomt, wordt na de oorlog omgebouwd tot een accommodatie voor groepsgastenwerk en opent onder de naam "Abdijhuis" haar deuren. Voor vele duizenden biedt het de gelegenheid tot allerlei vormen van bezinning en beraad. Het Abdijhuis wordt tot een plek voor iedereen, een centrum voor vorming, bezinning en kennisoverdracht, waar vele individuele gasten en groepen zichzelf thuis weten tussen en bij de norbertijnen.
Recentelijk heeft het Abdijhuis haar deuren gesloten, en worden thema-weekends en bezinningsweken in de abdij zelf gegeven.


Missionering
Het stijgende aantal norbertijnen begint mogelijkheden te bieden die de abdij in het verleden nooit gekend had. In het verleden was het de Abdij van Berne namelijk niet toegestaan om met meer dan vijfentwintig leden te zijn.
Een lang gekoesterde wens gaat in 1893 in vervulling. Een drietal vertrekt vanuit Heeswijk naar Amerika en vestigt zich in Wisconsin om daar het apostolaat onder emigranten op zich te nemen. In De Pere ontstaat een klein convent, dat in 1925 wordt verheven tot een zelfstandige abdij.
De abdijen van De Pere, Daylesford en diverse andere norbertijnse nederzettingen in Amerika getuigen vandaag de dag nog van de grote sprong die de drie heren uit Heeswijk gemaakt hebben.

Niet enkel overzee ontplooien de norbertijnen nieuwe activiteiten. Nieuwe werkvelden dienen zich ook in de omgeving aan voor de norbertijnen. Van den Elsen zet zich in voor de belangen van de noodlijdende boeren. De Noordbrabantse Christelijke Boerenbond, het huidige ZLTO, heeft zijn bestaan onder andere aan de geestdrift van Van den Elsen te danken. Ook de Rabobank kan zijn oorsprong vinden bij Van den Elsen. Hij is tevens verantwoordelijk voor de oprichting van de Boerenleenbank, die later opgegaan is in de Rabobank.
Na het overlijden van 'hun' boerenapostel vergroten de boeren in 1927 als dank de abdijkerk in een moderne stijl. In de torenmuur hakte de beeldhouwer Jozef Cantré een hoeksteen met zijn beeltenis uit als eerbetoon aan deze weldoener.
Norbertijnen waren echter niet alleen actief binnen de wereld van de boeren. Ook voor de belangen van de middenstand en de katholieke werkgevers hebben zij zich onvermoeibaar ingezet.


Liturgie en pastoraat
Na de uitbreiding van de abdijkerk en een vernieuwde inrichting van het kerkgebouw neemt de liturgie en de liturgische vernieuwing een voorname positie in bij de norbertijnen. Reeds aan het einde van de 19e eeuw dit opgekomen door de belangstelling voor de eucharistie, maar de grote doorbraak komt met de zogenaamde misweken die worden gegeven in parochiekerken verspreid door het land. Het doel dat de norbertijnen voor ogen hebben in deze weken is een actieve deelname van de kerkgangers aan de liturgie, de viering, te bevorderen. Allerhande liturgische activiteiten ontplooien de norbertijnen in het spoor van deze misweken. Om in het benodigde tekstmateriaal te voorzien ontstaat een drukkerij. Deze drukkerij is met de uitgeverij van de abdij en de boekhandel inmiddels uitgegroeid tot de Grafische Bedrijven Berne B.V.
De veranderingen in de liturgie, veroorzaakt door het Tweede Vaticaans Concilie, noodzaakt de abdij een nieuwe weg in te slaan. De nieuw gevormde Werkgroep voor Liturgie Heeswijk zet het liturgisch werk op een herziene manier voort door middel van studie- en werkdagen en vele publicaties, waaronder de wekelijkse uitgave "De zondag vieren". Een hedendaagse liturgie, waaraan zowel ambtsdragers als leken deel hebben, staat hierbij voor ogen. 


Berne zwermt uit
De Abdij van Berne blijft zijn vleugels uitstrekken, want na de stichting van een gemeenschap in Amerika komt in 1923 Duitsland in zicht. In Beieren worden de gebouwen en grond van de voormalige abdij Windberg aangekocht. Tegen de zin van de toenmalige abt in zet één norbertijn door om naar Beieren te vertrekken. Zijn doorzettingsvermogen werpt vruchten af en ook Windberg groeit uit tot een zelfstandige abdij. Een nieuwe loot aan de stam van Berne, die ook zelf weer vruchten af zal werpen in Hamborn en Roggenburg.

Naast Windberg gaat in hetzelfde jaar een drietal het avontuur aan van een missiepost in India. Deze missie groeit net als Windberg uit tot een zelfstandige abdij. Vanuit hun hoofdvestiging Jamtara zetten de Indiase norbertijnen het werk voort dat de vijftig missionarissen van Berne begonnen zijn en hebben zij zich verspreid over grote delen van het land om zich zo in te zetten voor de lokale bevolking. De missieprocuur van de abdij, genaamd "Solidair met India", ondersteunt op velerlei gebieden de nog jonge canonie in India.

Niet alleen in het buitenland verspreiden de norbertijnen van Berne zich, ook in eigen land zwermen ze uit. Bij Harderwijk wordt in 1950 het kasteel De Essenburgh gekocht en omgebouwd tot priorij. Lange tijd is deze priorij het studiehuis van de norbertijnen in opleiding, maar na het Tweede Vaticaans Concilie verliest het deze functie en groeit het uit tot een eigen norbertijnse gemeenschap en een zelfstandig vormingscentrum
In 1992 ziet een nieuwe gemeenschap op het terrein het levenslicht. Een kleine communiteit van vrouwen treedt in het spoor van Norbertus. Vanuit "Mariëngaard" trachten zij te leven volgens een gelijke leefwijze als de mannelijke tak van de orde.

In Tilburg strijken de norbertijnen in 1964 neer. Zoekend naar nieuwe wegen voor pastoraat vestigt een klein gezelschap zich in de stad, de huidige communiteit De Schans, om daar vanuit de gemeenschap invulling te geven aan het stadspastoraat. Een tot dan toe onbekende leefwijze voor pastores. De gedachte van communio, gemeenschap, schiet wortel in het gedachtegoed van Berne. Een gedachte die verstrekkende gevolgen zou hebben.


Frisse wind
De jaren zestig en zeventig gaan niet ongemerkt aan de abdij voorbij. "Heel de vormgeving van het kloosterleven kwam op de leest. Een meer democratische bestuursvorm, het doorvoeren van de volkstaal in de liturgie en een sterkere collegialiteit bevorderen tussen de medebroeders waren daarvan het gevolg" zegt één van de norbertijnen naderhand over deze tijd.
De nieuwe tijd doet in alle hevigheid zijn intrede in de abdij. Het in honderd jaar opgebouwde leven van vertrouwd- en zekerheden wijzigt zich drastisch en wijkt voor een troebel beeld van de toekomst. Maar in geloof en vertrouwen gaat men op weg naar die toekomst.

'Communio' is het centrale woord in de jaren die volgen. De openheid die daarvan het gevolg is en de ontwikkeling die de abdij doormaakt van opleidingscentrum naar een abdijgemeenschap waar norbertijnen wonen, leven en werken blijken een waardevolle impuls te geven aan de abdijgemeenschap.
Abt Ton Baeten zet vanaf 1982 het baanbrekende werk van abt Marcel van de Ven voort als die gekozen wordt tot abt-generaal van de orde. Het 850-jarig bestaan van de abdij wordt aangegrepen om het religieuze leven nader te beschouwen en een nieuw elan te geven. Twintig jaar na de eerste veranderingen begint eind jaren tachtig de ommekeer zijn vruchten af te werpen. Nieuwe kandidaten bewegen zich naar de abdijdeur. Niet eenmalig, in de daaropvolgende jaren zal dit proces van intrede zich herhalen. De Abdij van Berne start op een eigentijdse wijze aan een nieuwe toekomst.

Over vitaliteit hebben ze in Berne nooit hoeven klagen, de gehele geschiedenis door weten ze het te bewaren. Het woord stilzitten komt in de taalschat van de witheren van Berne nauwelijks voor, gedurende hun lange bestaan zijn en blijven ze in beweging. In 1999 licht dit geloof in de toekomst op als er een nieuwe vleugel aan de abdij wordt gebouwd en de bestaande gebouwen grondig worden gerenoveerd. Onder het motto "Bouwen met vertrouwen" verrijst er een nieuw eigentijds onderkomen voor de witheren.
Het jaar 2001 brengt een nieuwe abt voort. Abt Piet Al mag zich als 63e abt van Berne in de lange rij van abten voegen. Zijn wapenspreuk luidt: "dat allen één zijn". De abdijgemeenschap was, is en blijft een gemeenschap die bruist van leven met een bron die blijft stromen: Jezus Christus, de Levende in ons midden. Om geloofwaardig te getuigen moet je één zijn. Het getuigenis van de christenen, de liefde voor elkaar, gaat verder dan respect. 'Respect' is een bedenkelijk woord, want het kan ook betekenen: zoek het maar uit, dan ga ik ook mijn eigen gang. Het gemeenschappelijk getuigenis van christenen is echter de echte liefde voor elkaar. Dat is een krachtig getuigenis. Tertullianus vertelt ons eind tweede eeuw dat de eerste christenen hieraan konden worden herkend: 'Zie hoe ze elkaar liefhebben.' Precies dit is wat de norbertijnen vandaag de dag aan het licht willen brengen.

De huidige generatie norbertijnen staat in de lange traditie van hen die het vuur van Berne telkenmale een stoot zuurstof hebben toegediend om het brandend te houden, om het tot een lichtpunt voor velen te maken. Vol vertrouwen wordt de fakkel die eeuwenlang zo trouw is overgedragen doorgegeven aan hen die na ons komen.

Fulco kan tevreden neerkijken op "zijn Berne", want ondanks alle omzwervingen, verstrooiing, crises, oorlogen, strijdpunten, hervormingen en vernieuwingen is de abdij altijd een plaats van bezinning en gebed gebleven, een plaats waar norbertijnen iets van God laten zien. Een wens die terug te vinden is in de stichtingsoorkonde van 1134: "De abdij als schittering van Gods aanwezigheid."