‘Je hoeft niet te huilen’, zegt zijn vrouw. Haar man zou de ziekenzalving ontvangen, de confrontatie met zijn ziekte wordt hem te machtig. ‘Je hoeft niet te huilen’… Maar hij huilt wel en dat is te begrijpen. Huilen mag, verdriet hebben mag, we hoeven het niet te verdoezelen. Maar er is een groot verschil tussen iemand die maar door blijft huilen en degene waarbij het huilen een keer ophoudt omdat er een ‘verder’ is aan het verdriet.
‘Schrei maar niet’, zegt Jezus tegen de vrouw die haar enige zoon ten grave draagt. En ze is zelf al weduwe. Dus haar toekomst stort in. Geen zorg meer voor haar oude dag, geen inkomsten, alle veiligheid weg. ‘Schrei maar niet’…, het klinkt goedkoop als er niet iets meer gebeurt. Gelukkig gebeurt er wel meer, er is een ‘verder. ‘Sta op’, zegt Jezus. En het geschiedt. De jongen neemt zijn leven weer op aan de zijde van zijn moeder. Net zoals in de eerste lezing het kind weer tot leven gewekt wordt door de profeet Elia. Zo luiden deze twee verhalen van vroeger… En dat is het dan?Ik hoor mensen zeggen: vroeger, toen konden we nog... Het klinkt vaak alsof vroeger alles beter was. Vroeger was er veel meer sociale cohesie, vroeger zorgden de mensen voor elkaar, vroeger was het veilig in onze buurt. Was dit allemaal zo? Ik denk dat we de zaken vaak idealiseren. Mensen hadden vroeger ook hun vreugden en hun moeiten. Zeker nu we allemaal een stapje terug moeten doen, wordt het verleden kleuriger voorgesteld dan het in feite was. Gebeuren de wonderen dan alleen maar vroeger? Klinkt het ‘Sta op, kom tot leven’ niet meer vandaag?
Ik meen van wel. En wat nog uitdagender is: we kunnen het zelf vandaag nog zeggen tegen elkaar. Op de eerste plaats is het dan wel van belang dat we zien waar mensen geholpen moeten worden. Een eerste poging tot bewogenheid, tot meevoelen, is noodzakelijk. Wanneer je niets meer opmerkt om je heen, dan is het slecht gesteld met onze wereld. Paus Franciscus vroeg zich een paar dagen geleden nog af: we worden niet meer koud of warm van het feit dat enkele dak- en thuislozen sterven in onze grote steden. Maar als de aandelen op de beurs met 5 % kelderen dan zijn we in rep en roer. Merken we het als een kind steeds met een paar blauwe plekken van thuis komt? Zien we hoe een buurman moeite heeft om zich onder de mensen te bewegen omdat hij ontslagen is? Gaat het ons ter harte wanneer we iemand in een hoekje wat tranen wegveegt? Soms kunnen we niet veel, maar we kunnen altijd laten zien dat het ons raakt.
Jezus ziet de lijkstoet. Hij neemt zelf het initiatief. Hij wacht niet af tot die moeder iets zegt. Hij wendt zich tot de jongen die voor Hem niet dood is, want Jezus gelooft niet in een God van doden maar in de God van levenden. Dat is vertrouwen. Dat doet Hem ook telkens keer op keer van die bijzondere dingen doen. Het geeft Hem kracht om net even over zijn grenzen heen te kijken en te gaan. Wat doet Hij daarna? Hij geeft de jongen aan zijn moeder terug. Een onopvallend zinnetje. Jezus wil niet ‘de blits maken’. Hij wil niet dat die zoon van de moeder afhankelijk van Hem blijft. Hij wil dat hij op eigen benen staat. Hij wil misschien ook dat deze jongen weer tegen anderen zegt: ‘Sta op.’
In ieder geval wil Jezus dat wij dat zeggen en doen: ‘Sta op.’ Jezus is zo ontzettend kwetsbaar. Hij is niet ‘almachtig’ in de zin dat Hij alles kan. Hij is kwetsbaar en heeft ons nodig. Als wij niet tegen elkaar zeggen: ‘Sta op!’ dan blijven misschien mensen in hun bed liggen. Of gewoon wat langs de kant van het wereldgebeuren staan en maar afwachten waar het naar toe gaat. Ik ken mensen die altijd kijken of de gordijnen van de overbuurvrouw ’s ochtends opengaan. Zo eenvoudig is het soms. Wanneer wij elkaar bemoedigen en aanvuren dan staan mensen echt op. Dan hebben we oog voor elkaar. Dan weten we de goede kanten van iemand te waarderen. Dan laten we zien dat onze God niet de God is van ingedutte mensen, maar juist een God die leven geeft. Die ons actief houdt om echt leven door te geven. Laten we daarom steeds maar opstaan…
Joost Jansen, norbertijn