Wie zeg jij dat ik ben? overweging op 23 juni 2013
‘Wie is zij?’ De vraag klinkt. Antwoorden kunnen verschillend zijn. Bijvoorbeeld: zij komt uit Loosbroek. Oh, waar dat meisje vermist werd. Of er wordt geantwoord: zij is er een van Jan en Mien en ze is het zusje van Peter, je weet wel, Peter die getrouwd is met Ans. De vraag ‘Wie is zij?’ roept dus een waaier van betekenissen op want ik kan doorgaan met andere mogelijkheden, bijvoorbeeld over haar werk – wat ze nu doet - of wat ze gestudeerd heeft.
Wie iemand is, heeft te maken met de plaats waar zij vandaan komt, maar vooral met het verband waarin zij leeft, de familie, de vriendengroep. Het simpele ‘Ik denk dus ik ben’ is onvoldoende. Dan gaat het alleen om het ‘ik’, los van ieder verband. Dat maakt een mens eenzaam. Het versterkt de ‘ik-bv’.
Jezus is echt niet eenzaam in het evangelie van vandaag. Toch voelt Hij zich alleen. ‘Wie ben ik, in de ogen van mensen?’ Weet Hij dat dan niet? Ik ga er vanuit dat Jezus een gezond zelfbeeld heeft. Toch stelt Hij de vraag ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ Ik denk dat Hij zijn vrienden uitdaagt om eens met hun mening voor de dag te komen. Je kunt natuurlijk gewoon meelopen, je gedeisd houden, en als er naar je mening wordt gevraagd, je stil houden. Dat kan, maar het brengt niet verder. Minder en minder mensen komen vandaag voor hun mening uit. Een enquêteur van de Europese Unie vertelt me dat hij vroeger maar iemand hoefde te bellen en mensen waren bereid om ondervraagd te worden. Nu, zegt hij, moet ik wel twintig telefoontjes plegen wil ik één persoon krijgen. Mensen durven niet meer voor hun mening uit te komen. ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’
De vrienden van Jezus noemen enkele bekende mensen uit hun geschiedenis: Mozes, Elia, een van de profeten. Misschien hebben ze ook wel David of Abraham genoemd, of mensen die vermoord zijn om hun overtuiging. Jezus is ze allemaal-een-beetje en toch anders. Misschien doen wij dat ook wel onder elkaar. Kijk eens naar de voetbalshirts van de voetballertjes van Avesteijn of Heeswijk: de ene wil Messi zijn, de ander Ronaldo, of Kuijt, of Gomes. Ze zijn het niet, maar hun idool stimuleert hen. Ze hebben wel gelijk die vrienden van Jezus: Hij is de Gezalfde van God, de Messias dus. En dan weet Jezus onmiddellijk dat dit geen erebaantje is, maar een lastige opdracht. Je kunt het zelfde lot ondergaan als het merendeel van deze beroemde voorgangers.
Ik denk dat dit evangelie draait om deze ontdekking: een keuze maken, zeggen dat je katholiek bent, heeft niet alleen grote voordelen. Er zitten ook weerbarstige kanten aan. Een gelovige christen zal het niet altijd even gemakkelijk hebben. In aantal zijn de christenen in de wereld de meest vervolgde godsdienst. Willen wij bij deze kerk horen? Willen wij er op aangesproken worden dat we op dit ogenblik in de kerk zitten? Of schamen we ons er voor? Wat zullen anderen er wel van zeggen? Bijvoorbeeld de andere kinderen op school?
‘Wie mijn volgeling wil zijn…’, zegt Jezus. En Hij verbindt er aan dat je soms ook door de zure appel moet heen bijten. En waarom zou ik dat willen? Ik meen dat troubles bij het leven horen en dat een duidelijk profiel altijd weerstand zal oproepen. Ik denk ook dat in onze wereld het kwaad niet weg te denken is. Je kunt er in meegaan en dan lijkt het ogenschijnlijk wat gemakkelijker als je je laat bepalen door de waan van de dag. Maar brengt dit uiteindelijk geluk? Bouwen we niet beter aan een samenleving waarin vrijheid en verantwoordelijkheid voor elkaar de boventoon voeren? En wat doen we met de armen en met mensen die het veel minder hebben? Wie dit aan het hart gaat, heeft voordeel aan het leven van Jezus. Want we moeten toch toegeven dat Hij door de kwade krachten heen gebroken is? Gewoon omdat Hij bleef: de Gezalfde van God. Met zo’n voorbeeld, met zijn Weg, kunnen we ons voordeel doen. Want dan is geen berg te hoog. Dan worden we van binnen gedragen door de moeilijkheden heen. En we hebben ook nog de ondersteuning van tochtgenoten, de tochtgenoten die we samen hier zijn.
God weet wie wij zijn: zijn kinderen. Durven we er zelf ook voor uit te komen?
Joost Jansen, norbertijn