overweging bij Allerheiligen/Allerzielen
Allerheiligen en Allerzielen: het zijn dagen van gedenken, het gedenken van mensen die ons voorgingen in het leven, in het geloof. Alle heiligen eerst, en de dag erna alle andere mensen, het ‘gewone volk’. Ode aan de doden, klinkt het bij de KRO en ze tillen op landelijk niveau het oeroude katholieke gebruik om een kaarsje aan te steken voor de overledenen. Waarom? Waarom al die kaarsjes en die mooie verse bloemen op onze graven? Bij het donker willen we licht brengen. En als de natuur doods wordt met al die vallende bladeren, zetten wij verse, levende bloemen. Bij de dood plaatsen wij het leven. Dat is het kort maar krachtig. We accepteren dat mensen sterven, en ook dat niet altijd. Tegelijkertijd blijven we vasthouden aan het leven, en dat is goed. Maar hoe houd je vast aan het leven?
Je kunt natuurlijk leven alsof de dood niet bestaat. Als ik soms vormen van sport zie dan vraag ik me wel eens af of er niet te grote risico’s worden genomen. Springen van een hoge brug aan een elastiek is toch een vorm van het opzoeken van grenzen, om de kick. Het lijkt wel of de mens alles kan. En als ik me verlustig om er naar te kijken, zit dat verlangen ook in mij, hoewel ik te schijtlaarzerig ben om het zelf te doen. Er zijn ook mensen die altijd bang zijn voor de dood, en ook dat verlamt. Hoe ga je hierin de goede weg?
De twee lezingen uit de bijbel die we hebben beluisterd wijzen ons een weg, een reële weg. Een weg waarin de tegenslagen en de eindigheid van een mensenbestaan worden geaccepteerd. Tegelijkertijd wordt er ook gewezen op een verder. Zalig de treurenden want zij worden getroost… Ja, dat kom ik echt tegen. Hoe? Door een goed netwerk. In dat netwerk speelt God een rol en mensen. Er is diepe overgave aan de God van leven én er zijn respectvolle mensen die de ander zijn verdriet laat hebben maar wel er is. Dat gebeurt in onze dorpen, daar hoef je niet ver voor te reizen. En dan ben ik gelukkig dat het in onze omgeving aanwezig is.
Velen zijn dan wel hier naar de kerk gekomen om iemand die in het afgelopen jaar is overleden, maar we zitten allemaal met het feit dat we eens dezelfde weg opgaan. De dood hoort bij ons leven. Maar even niet aan denken? Gelukkig wel. Maar toch… Dingen waar je even niet aan denkt, komen onherroepelijk terug. Dat weten we allemaal. Psychologen en ook psychiaters verdienen er hun brood mee.
De laatste tijd zijn er weer meer ziekenzalvingen. Het doet me goed als ik ook kinderen en jongeren bij de ziekenzalving van hun oma of zelfs hun moeder zie. Het leven dat af en toe één groot feest lijkt, kent ook een andere kant. Het is goed dat ze dat zien. Ons bestaan is óók kwetsbaar. Ik geloof echt dat we vrijere mensen worden als we kunnen omgaan de grootsheid van ons bestaan en tegelijkertijd accepteren dat de kwetsbaarheid er ook is.
In iedere eucharistieviering houden we leven en dood bij elkaar. Steeds bid op de avond voor zijn dood nam Hij – Jezus – het brood… Dat is toch verwonderlijk dat we dit al tweeduizend jaar doen. Steeds opnieuw dood en leven bij elkaar houden. Het delen van brood wordt dan gekoppeld aan het delen van je verdriet. Delen van verdriet werkt genezend en de troost wordt duurzaam als er ook de koppeling is aan dat leven van Jezus die nog steeds actueel is. Hij blijft door ons actief in deze wereld. Dat geeft een basis voor onze troost en ons verder leven na een verlies dat ons mensen zo raakt.
Wij trekken verder. Onze doden steunen ons. Wij hier laten zien dat zij ons nabij zijn anders waren we niet gekomen. Wij zijn betrokken mensen, betrokken op hen, betrokken op elkaar. Wij zijn reële mensen die weten dat de dood bij het leven hoort. Daarom blijven wij kiezen voor leven.
Of zoals iemand zei: ik denk echt wel na over mijn eigen dood, en dan leef ik lang en gelukkig.
Joost Jansen, norbertijn