Stel dat het helemaal tegen zit in je leven. Alles gaat verkeerd. Je verliest je baan of je verliest een dierbare of je partner gaat er vandoor of… Waar kun je dan op terugvallen? Natuurlijk zijn er onder ons mensen die zoveel innerlijke kracht hebben dat ze overeind blijven. Of dat ze zo’n goede familie hebben dat ze onmiddellijk weer op orde zijn. Maar dit is maar bij weinig mensen het geval. De meesten onder ons hebben die kracht niet. Je moet soms heel diep gaan. Je moet soms kopje onder gaan, net zoals Jezus kopje onder is gegaan in de Jordaan bij zijn doopsel.
Wij leven in een tijd waarin nogal wat mensen onverschillig door het leven gaan. ‘Het zal mijn tijd wel duren.’ ‘Als ik maar aan mijn behoeften toe kom, dan is het allang best.’ Er hoeft maar iets te gebeuren en dan hebben de anderen het gedaan, of de samenleving, of de gemeente of de regering. Soms breekt het besef door dat er ook mensen zijn die midden in de ellende hun hoofd niet laten hangen en de ellende aankijken. ‘Kijk, dat is mijn Dienaar’, zegt de profeet Jesaja. En Johannes de Doper herkent zo iemand in Jezus die bij hem komt om zich te laten dopen. Wat is het kenmerk van deze sterke mensen? Ik meen dat het is omdat ze zich niet boven de anderen verheffen maar gewoon willen blijven dienen. Het gaat hen om het geluk van de mensen die aan hen zijn toevertrouwd. Het gaat hen om de Zaak van God. Ze zijn vaak door een moeilijke periode heengegaan. Ze zijn vaak ‘kopje onder gegaan’, net zoals bij de doop. Ze zijn er doorheen gekomen en kunnen anderen weer helpen.
Wie hier in deze kerk is, is waarschijnlijk gedoopt. Meestal toen we enkele dagen of enkele maanden oud waren. We waren ons er toen niet van bewust. Onze ouders wel, om heel verschillende redenen. Vandaag mogen we stilstaan bij dit oorspronkelijke gebeuren. Ook zoveel jaren later kunnen we tot ons laten doordringen wat het doopsel aan ons heeft gedaan. We kunnen door de ellende heen komen, of die ellende nu economische ellende is of een relationele omdat het in je huwelijk niet zo lekker zit. Er is tot ons gezegd: ‘Jij bent onze zoon, onze dochter, wij houden van je.’ Maar ook God heeft bij het doopsel tot ons gezegd: ‘Jij bent mijn zoon, mijn dochter, mijn kind. Ik houd van je.’ En dat niet alleen voor dit ene moment van de viering van het doopsel, maar voor je hele verdere leven. Dat is het beschermlaagje dat bij het doopsel aan ieder van ons is aangebracht.
Gelukkig hoeven wij niet onverschillig te zijn. Gelukkig kunnen we meeliften met de voor-spoed en de tegenspoed in ons bestaan. In alle omstandigheden mogen we ons herinneren dat er van ons gehouden wordt. Niet alleen een herinnering aan eens, vroeger. Neen, ook vandaag wordt er van ons gehouden, door mensen, door God. En dat dit ons op de been houdt…
Joost Jansen, norbertijn