Dit is het HaDeejer.nl archief  van: 2006  tot  september 2015

kerktoren-haan‘Ik kom maar zelden naar de kerk’, zei een jonge vrouw afgelopen week tegen mij, ‘maar voor het slagen van die actie ben ik wel eerst een kaarsje in de kerk gaan opsteken.’ Als er een aanslag is geweest met een aantal doden dan brengen mensen kaarsen en bloemen aan. Het is oer, dat branden van kaarsen. Het ontsteken van licht is ingeschreven in ons DNA. Je hoeft er geen christen of katholiek voor te zijn. Wij echter – hier op deze avond- verbinden een verhaal aan het ontsteken van onze kaarsen. Wij hebben eerst – buiten - de Paaskaars aangestoken, vervolgens al onze kaarsen, het worden onze paaskaarsen. Wij verbinden aan deze kaarsen het verhaal dat er leven is ondanks de dood.

Hebben mensen dat verzonnen omdat ze er zo naar verlangen? Hebben mensen dit uitgevonden om met het donker en het lijden om te kunnen gaan? Sommigen zeggen dat. Er zijn mensen die het geloof maar projectie vinden van je eigen verlangens, omdat je niet met de harde kant van het bestaan kunt omgaan. Toch doen wij het hier anders. Wij koppelen namelijk ons verlangen, dat hele natuurlijke en menselijke verlangen, aan personen die eens geleefd hebben. Wij hebben voorgangers gehad, lang geleden weliswaar, maar wel mensen van vlees en bloed. Die voorgangers hebben weer volgers gekregen tot vandaag. Die volgers zijn ook wij want we doen in de nacht van Pasen wat heel veel mensen vóór ons hebben gedaan.

Wij hebben dus een stevig fundament in mensen en het eerste fundament is dat Maria Magdalena en haar vriendin gemerkt hebben dat het graf waar ze Jezus hebben ingelegd, leeg is. Meer nog: zij krijgen de boodschap om Hem niet meer bij de doden te zoeken. Wees dus niet bang, je moet Hem bij de levenden zoeken. Dat is het fundament: Hem niet bij de doden zoeken maar bij de levenden. Kijk dus maar goed rond. Dat is de boodschap.

Zouden we daarom dat licht in handen hebben gekregen? Om Hem bij de levenden te zoeken? Het staat soms haaks op hoe wij in ons dagelijkse bestaan reageren. Wij kijken vaak naar wat achter ons ligt, naar wat eens is gebeurd: ‘Toen en toen, en toen ging het ook al niet goed!’ ‘We hebben alles al een keer geprobeerd, hij (of zij) verandert toch niet. Ik geef het maar op.’ ‘Ik ben bang om het weer op te rakelen, ik weet allang hoe ze reageert.’ Wie herkent deze taal niet? Zouden we daarom ieder jaar weer Pasen krijgen om te horen: zoekt Hem niet bij de doden, zoekt Hem onder de levenden!?

Wanneer we Hem onder de levenden gaan zoeken, wat gebeurt er dan? We hebben dan onze paaskaars hard nodig. Want het kaarsje dat je gekregen hebt, is geen gewoon kaarsje meer. Het is voor ons een paaskaarsje geworden, een kaarsje dat getuigt dat de dood niet het laatste woord heeft. Dat we gekeerd moeten staan naar Leven. Want als we Hem willen zoeken onder de levenden dan moeten we beelden doorbreken. Ik zag een gewoonlijk norse man, toen een klein kind hem aansprak werd zijn gezicht helemaal anders. Hij heeft het dus toch in zich, dacht ik. Een flinke ruzie tussen twee mensen: zij vraagt hem voor een wandeling en hij zegt volmondig ja. Het kan dus toch, dacht ik. Zeven trappisten worden vermoord in Algerije. We kennen de film. Andere trappisten nemen vandaag hun plek in, om aan verzoening te werken. Het gedode leven gaat verder, dacht ik. Voorbeelden van mensen die niet in de dood blijven steken maar onder de levenden verder zoeken.

In deze nacht van Pasen ontvangen wij allemaal het licht om Hem niet bij de doden te zoeken maar onder de levenden. Dat neemt ook onmiddellijk de angst weg. Want dood roept meestal angst op, mensen die echt leven, vertrouwen. Laten we dit kaarsje koesteren, laten we voorzichtig met dit licht omgaan. Het maakt onze opdracht concreet, de opdracht van Pasen aan ieder van ons gegeven: zoek het niet onder de doden, maar zoekt Hem onder de levenden. Dan zullen we Hem zien…

Joost Jansen, norbertijn