Karel en Maria zijn gelukkig getrouwd, al meer dan vijftig jaar. Hij begint langzaam te dementeren. In het begin merkt Maria er niet veel van, mensen om hen heen zien het sneller. Het wordt erger en Karel kan niet meer thuisblijven. Maria zegt: zo gaat dat. Je moet het nemen zoals het komt. Berusting en ook overgave.
Maar we vermoeden ook dat het niet allemaal zo eenvoudig is gegaan. Maria heeft heel wat tranen in stilte gelaten. Maria heeft misschien – zoals de profeet Jeremia in de eerste lezing – God verwenst dat dit gebeurt. ‘Waaraan heb ik dit te danken, God? Ik heb U toch altijd gediend? Ik heb toch steeds geprobeerd om geen gekke dingen te doen?’ Om dan weer tot zichzelf te komen en te weten: op deze man ben ik wel verliefd geworden, we hebben toch veel liefde met elkaar gedeeld. En nu is die liefde er ook, maar zo anders.
Wellicht herkent u deze situatie omdat het ergens in uw omgeving ook zo gaat. Het gaat steeds om overgave aan eens gemaakte keuzes. Het gaat om liefde die groeit, maar niet zoals we het zelf zouden hebben uitgestippeld. Het gaat om weerstand van binnen en toch weer verder gaan om die ander. Zo gaat dat tussen mensen, zo gaat dat tussen mensen en God. Onze menselijke ervaringen kunnen ook de ervaringen met God worden. Kunnen… het gebeurt alleen als je je er voor openstelt, als je je laat raken, als je meewerkt met de genade, zeggen sommigen.
Jezus in het evangelie is zich er bewust van. In nachtenlang gebed heeft Hij alle ‘ins and outs’ van zijn verkondigende bestaan afgetast. Hij heeft heus wel in de gaten dat naast de kleine groep van vrienden, mensen niet bepaald op zijn boodschap zitten te wachten. Hij zou het graag anders willen, maar toch. Hij zal eens gedood worden. En op de derde dag verrijzen? Dat is nog nooit eerder gebeurd, dus helemaal precies valt dit niet te begrijpen. En zijn leerlingen begrijpen het al helemaal niet. Petrus verzet zich er zelfs tegen. ‘Je mag het lijden niet verheerlijken, Jezus! Je mag het niet opzoeken!’ Neen, dat mag ook niet, maar het lijden komt wel. Het getuigt van moed om er niet om heen te lopen maar het op te nemen. Dat kan een mens, hij is geen dier die je uit zijn lijden verlost. Een mens kan met pijn, kan met uitsluiting omgaan. Dat is een vorm van ‘je kruis opnemen’.
Zo zijn al heel wat vragen van deze tijd langsgekomen. Want vandaag mag pijn niet meer. Vandaag moet alles soepel en snel verlopen. Vandaag heeft men moeite om met het laatste stukje van de menselijke weg om te gaan. Als ik de kranten van de laatste weken moet geloven dan groeit het aantal mensen dat zijn zieke of doodzieke partner voortijdig verlaat. Dat hoort toch niet, denk ik dan.
Het kan ook anders. Wat is daarvoor nodig? Dat – ook tijdens de jaren dat het allemaal goed gaat – je stilstaat bij de kwetsbaarheid van het bestaan. Zoals we nu doen, in deze viering. Bij de laatste ziekenzalvingen die ik heb mogen vieren waren er steeds enkele (soms veel) kleinkinderen bij. ‘Wat is dat goed’, heb ik gezegd. Dan zien ze, met nog een heel leven voor zich, dat leven ook eindig is. Dat lijden en dood bij het leven van deze opa of oma hoort. Dat we het leven niet in onze macht hebben. Dat overgave aan wat er op je weg komt, wat God je op je weg zendt, van cruciaal belang is. Dat een mens zoveel anders is dan een dier… Een mens kan over zijn eigen leven nadenken. Een mens kan zeggen: misschien krijgt het lijden voor mij wel betekenis. Een mens laat zich niet uit zijn lijden verlossen zoals we dat bij dieren doen.
Gelovige mensen leven niet ten koste van hun eigen leven. In de mate dat we de beproevingen van het menselijke bestaan doorworstelen, zullen we ook groeien in ervaring en in menselijke rijpheid. Jezus zegt dan ook: we krijgen er iets voor terug als we onze weg door het leven eerlijk gaan. Ik denk wel dat dit zo is. Niet dat God ons rechtstreeks zal belonen. Wel dat we zo gegroeid zijn in liefde, dat volle liefde ons deel zal zijn. Menselijke liefde zoals bij Karel en Maria. En dat is dan ook goddelijke liefde.
Joost Jansen, Abdij van Berne