Om niet te vergeten… staat er op vele spandoeken die door de gemeente zijn opgehangen. Ook hier voor de kerk. Je kunt er niet om heen. Wat moeten we niet vergeten? Wie moeten we niet vergeten? Al die verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en van de oorlogen die sindsdien tot op de dag van vandaag gevoerd worden? We hoeven de verschrikkingen van IS maar op te roepen op ons netvlies. Ik hoor mensen vragen – oude mensen en niet zo oude mensen – ‘Hebben we dan niets geleerd?’ Wellicht niet, of in ieder geval niet voldoende. Moeten we niet veeleer proberen te leren van wat er gebeurd is? We kunnen zoveel verschillende verhalen over de oorlogen aan elkaar vertellen en nog steeds komen er verhalen bij. Maar wat leren we van het verleden dat we niet moeten vergeten?
Ik kwam een gedicht tegen. Het is van Paul Celan – zelf een overlevende van de concentratiekampen. Het is verplichte literatuur op de Duitse middelbare scholen:
Zwarte melk der vroegte we drinken haar ’s avonds
we drinken haar ’s middags en ’s morgens we drinken haar ’s nachts
we drinken en drinken
de dood is een meester uit Duitsland zijn ogen zijn blauw
hij roept strijk zwaarder de snaren dan stijg je als rook in de lucht
dan heb je een graf in de wolken daar lig je niet krap. Paul Celan
Ik lees dit gedicht keer op keer. De zwarte melk is de koolsoep waarin geen voeding zit. De rest van het gedicht, over die meester uit Duitsland die blauwe ogen heeft, over de rook van de crematoria, over het graf in de wolken waar je eindelijk bevrijd bent van het leven, dat kunnen we allemaal met beelden van film en televisie invullen. Wat leren we ervan? Ik leer ervan dat iedere catastrofe die we elkaar aandoen, altijd het werk van mensen is. God heeft den wel het heelal en de aarde geschapen, de mens schept Auschwitz. Het zijn mensen die andere mensen angst aanpraten voor het gele gevaar, of het moslim gevaar, of het gevaar uit het oosten, of het gevaar van de motorbendes. Waar begint het allemaal mee: met de andere mens tot een beeld te reduceren, een beeld kun je uitgummen. ‘Ausradieren’ zei men in Nazi-Duitsland.
Waar is de omkeer? Niet door nog meer feiten toe te voegen aan de vorige historische gegevens. Dat is feiten op feiten stapelen. De omkeer begint wanneer de ene mens de ander aankijkt en ziet dat die ander geen nummer is, maar een mens zoals ik, zoals jij een mens bent. Ik heb iemand ontmoet die als joodse officier in een krijgsgevangenkamp in Duitsland zat. Voor de Duitsers was hij als jood een nummer. Maar iedere morgen kwam er een hond bij de omheining van prikkeldraad. Bij het zien van die vriend van mij begon hij met zijn staart te kwispelen en blafte hij. ‘Voor die hond was ik ene mens’, zei hij me. Ik denk dat het echte gedenken, dan verder gaat dan niet vergeten, hier begint: elkaar als medemens te erkennen.
Of het nu iemand dichtbij is of iemand die van ver weg komt. Rond de bootvluchtelingen in de Middellandse zee zijn de verschrikkelijkste opmerkingen gemaakt. Hier ligt de kiem van de haat van de ene mens tot de andere mens. Maar wanneer ik die ander aankijk en besef dat hij of zij even kwetsbaar is als ik ben, dan is er een gemeenschappelijk grond om met elkaar verder te gaan.
De film Schindler’s List, een film over een Duitser die met veel gesjoemel en met een behoorlijke dosis eigenbelang 1100 joden uit de gaskamers wist te houden door hen te laten werken in zijn fabrieken, eindigt aangrijpend. Het kamp wordt bevrijd door de Russen. Schindler moet vluchten. Hij huilt. Hij zegt: had ik er maar meer kunnen redden. Maar de geredde joden maken voor hem een gouden ring met de vullingen van hun tanden. In die ring beitelen ze: ‘Wie een mens redt, redt een hele wereld.’ Het is een spreuk uit hun heilige boeken. Het is een spreuk die ook voor ons blijft gelden. Om te blijven leren van alles wat we
niet willen vergeten. Om te blijven gedenken, want dan staan we anders in het leven. Vandaag.
Joost Jansen