Dit is het HaDeejer.nl archief  van: 2006  tot  september 2015

kerktoren-haan.gifSamuël wist maar weinig van het geloof, hij was er nog te jong voor. De eerste leerlingen kenden Jezus maar amper. Ze waren met Hem meegelopen, een eerste interesse was gewekt, maar verder…? Wat weten wij van God? Van het geloof? Wat interesseert ons?

Natuurlijk: tijden veranderen, het is vandaag niet meer zoals vroeger, niet in de kerk, niet in de maatschappij. Maar wat het geloof betreft…? Mensen van iedere tijd kennen de eigen moeilijkheden.

De kleine Samuël, de eerste vrienden van Jezus, en wij ook. Er is iets onherroepelijks gebeurd bij een jonggetrouwd stel in een van onze parochies. Er is veel verdriet. Ik kom bij hen thuis. Kijk eens waar ik woon?, schijnen ze als het ware te zeggen. Ik kom. Natuurlijk kijk ik ook. Ze wijzen me er op dat ze onlangs - en ze wonen al jaren in dat huis - een klein kruisje op de muur hebben aangebracht. Was dat voorzienigheid? Zo pas vóór het moment dat ze zo beproefd worden? De lamp van God was nog niet gedoofd in het heiligdom waar Samuël sliep, staat er in de eerste lezing.
Ergens blijft er een religieuze symboliek bewaard. Voor de momenten waarop het spant, wanneer je zoekt naar gebaren en woorden omdat de gewone taal niet meer voldoet.Samuël kent de taal van God niet. Hij is er nog te jong voor. Als God hem roept, weet hij niet wat of wie het is. ‘Ik geloof wel dat er iets is…’, het is het maximale dat ik soms in gesprek met mensen rond het geloof er uit kan halen.
Religieuze symbolen worden nog wel herkend. Hoewel… een kruis verwijst niet alleen naar een kerk of geloof, het verwijst ook naar het Rode Kruis en een ziekenhuis.
Maar de lamp van God blijft branden in het heiligdom en er zijn ook steeds nog mensen die die lampen iedere dag weer van olie voorzien. Er zijn steeds mensen die ondanks een maatschappij waarin geloof en kerk tot een bijproduct schijnt te worden, kaarsjes bij Maria blijven branden, de kaarsen hier in de kerk blijven aansteken, blijven komen omdat zoveel jaar geleden iemand van wie ze houden overleden is.Die eerste tochtgenoten van Jezus weten zelf niet veel.
Johannes de Doper heeft ze gewezen op Jezus. Een eerste nieuwsgierigheid is bij hen gewekt. Meer weten ze niet van die Jezus. De dialoog tussen Jezus en die jonge kerels is sober en boeiend. ‘Wat verlang je?’ Ja, wat verlangen zij nu… Wat verlang ik? Wat verlang jij, en jij, en jij…? Het is wel een belangrijke vraag. Verlang ik louter iets voor me zelf? Of heeft mijn verlangen te maken met anderen, dichtbij, in eigen kring, of ook ver weg. De vrede in de wereld bijvoorbeeld. ‘Wat verlang je?’, wordt er aan die eerste apostelen gevraagd. Ze weten het niet. Ze hebben geen antwoord, ze staan met hun mond vol tanden. Het enige wat ze kunnen zeggen is: ‘Waar woon jij?’ Je kunt heel wat aflezen aan de manier waarop mensen wonen, hoe ze hun huis hebben ingericht.

In veel huizen is de lamp van God nog niet gedoofd, hangt het kruisje aan de muur, is er een Mariabeeld. En oma brandt een kaarsje bij Maria als een van de kleinkinderen voor het zwemdiploma moet opgaan, en ook voor ernstigere zaken. Volgens mij gebeurt er die avond veel in dat huis waar Jezus met zijn eerste gasten logeert. Ze praten over wat ze verlangen, over waar ze in geloven, over wat hen beweegt. Want waar leef je uiteindelijk voor? Als je je leven zou moeten afgeven – enkele medeparochianen staan voor dat ogenblik – wat blijft dan als belangrijkste in je leven over?De priester van het heiligdom zegt tegen Samuël: ‘Bij de volgende keer dat je iets hoort, zeg dan: “Spreek, Heer, uw dienaar luistert.”’ Die priester begrijpt ineens wat hier aan de hand is en hij verwijst door. Het gaat om het werk van God is deze jonge knaap. Wie doet dit bij ons? Doen we dit bij elkaar? Zeggen we wel eens tegen elkaar: Misschien heeft God wel een bepaalde bedoeling met jou dat je dit meemaakt. Iedere mens heeft – zo geloof ik – een speciale opdracht in het leven. Uniek. Dat is wat de goede God bij ons wil wekken. Vaak, meestal gebeurt dit door mensen heen
.Maar dan moet de lamp van God niet uitgedoofd zijn. Niet hier in deze kerk, niet in onze huizen. Dan moeten we wel onze oren openhouden voor die stem van God. Vaak door mensen heen. Soms ook in het diepst van ons hart.            

Joost Jansen o.praem.