
De eerste getuigen van Jezus hebben dat ook gedaan. We hoorden Johannes. Jezus is het Lam van God. Op het einde van zijn verhaal van vandaag zegt hij: Hij is de Zoon van God. Hij begint bij het Lam. Een lam is klein, aaibaar, vertederend, kwetsbaar ook. Kan een mens dat zijn? Een kindje wel, maar een volwassen mens? Het kan, maar het komt niet zo veel voor, denk ik. En als het voorkomt dan houd ik mijn hart vast in deze harderwordende wereld. Klein, aaibaar, vertederend, kwetsbaar: wat gebeurt er wanneer je met zo iemand in aanraking komt?
Heel bewust heeft Johannes dit beeld gekozen om iets te zeggen over die Jezus die zo juist zijn werk begonnen is. Als dienaar van mensen. De profeet Jesaja in de eerste lezing had het er ook al over, zes honderd jaar eerder. Die verhalen waren bewaard in de herinnering van mensen, in de herinnering van het volk Israël. Zoals wij het soms nog wel eens hebben over Willem van Oranje of recentere mensen als Moeder Teresa en Martin Luther King, ‘I have a dream’. Je hebt die voorbeeldverhalen nodig. Verhalen over mensen die zich geheel en al hebben ingezet voor anderen. Mensen met wereldtitels als Nobelprijs voor de vrede, maar deze mensen dragen vaak wel een wereldlast.
Er was eens iemand in ons dorp die mensen van de pijn af kon helpen. Hij had die gave ontdekt door dat paarden die moeite hadden met de ontlasting de hand op te leggen, En het hielp. Toen bleek dat ook bij mensen de pijn wegging. Hij hoefde maar een foto van die man of vrouw te zien. Opgelucht en bevrijd ging men bij hem weg. Wat men niet wist is dat de pijn bij hem zelf bleef. Hij had geen prettig bestaan. Toch deed hij het, om de ander. Hij droeg de last weg…
Iedere titel moet als het ware verdiend worden. Ze worden gegeven als je iets voor anderen hebt gedaan. Beter: wanneer je iemand voor anderen bent, met heel je hebben en houden. Het gaat niet om een beetje extra kennis of om wat meer kapitaal. Het gaat om wie je bent, misschien wel kwetsbaar als een lam maar tegelijkertijd innerlijk krachtig en taai om de last van anderen mee te dragen.
Er zijn mensen vandaag, veel mensen, die opgesloten blijven in hun eigen, veilige kringetje. Ze vertonen ‘risicomijdend gedrag’, zo noemen wij dat. Ze wagen niets en zijn voor alles verzekerd, van de wieg tot het graf. En als er iets gebeurt, dan hebben anderen het gedaan. Hun wereld is vaak klein. Er zijn ook mensen die zich inlaten met anderen, hun verdriet, hun vreugde. Die mensen zitten ook hier. Je bestaan wordt er niet gemakkelijker op, wel rijker. Je leeft dan niet alleen je eigen leven, maar ook een beetje dat van anderen. Je bent verbonden met anderen, je draagt hun lasten mee.
Dat heeft Johannes gezien in het leven van Jezus, Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt. Wij bidden het bij het breken van het heilig Brood en voegen er aan toe: ontferm U over ons, geef ons de vrede. Maar Johannes heeft er tevens aan toegevoegd: zo is Hij Zoon van God. Vandaag zou Johannes zeggen: wanneer je de last van anderen meedraagt ben je kind van God, dochter, zoon van God. Het zijn eretitels en tegelijkertijd een opdracht.
Eretitels moet je verdienen. Ze worden door anderen aan je gegeven. Niet door wat je hebt maar door wat je bent. Doordat je de weg met anderen gaat, doordat je de last van de ander een beetje meedraagt. Dan krijgen wij allemaal die eretitel dat we kind van God zijn. Dan ben je veilig, zelf, en ook voor anderen.
Joost Jansen o.praem.