overweging op Palmzondag
Geef mij je angst, ik geef je er hoop voor terug.. Geef mij nu de nacht, ik geef hem morgen terug.. Dit is niet van Jezus Christus, het is van Guus Meeuwis, onze Brabantse zanger. Hij vertolkt wel een gevoel van veel jongeren en ook ouderen. Angst tegenover hoop, nacht tegenover een nieuwe morgen, de uitersten. Dit vieren wij vandaag, een dag van uitersten. Dit gaan we de hele week vieren, een week van uitersten. We vieren het in een wereld van uitersten. Want door de media, door krant, radio en tv, zijn wij constant gekoppeld aan wat er in de hele wereld gebeurt: hoogtepunten en dieptepunten. Een aanslag hier, een geboorte daar. Iemand die overlijdt en elders een hartelijk weerzien.
Wat moet er omgaan in Jezus? Hij wordt dan wel toegejuicht door een grote menigte, maar Hij vermoedt ook dat dit zijn laatste tocht is, zijn laatste week. Een schrijnend gevoel van binnen. Hoe ga je om met de weerstand van mensen? Want wat we hier in het groot vieren, gebeurt ook in het klein vandaag. Een meisje tijdens de vormselvoorbereiding: ‘Sommigen vinden het gek dat ik naar de kerk ga.’ Zij moet ook tegen de stroom in roeien. Het is niet eenvoudig om je hart te volgen. Hoe doe je dat?
In het verhaal van de intocht van Jezus in Jeruzalem worden wel een paar aanwijzingen gegeven. Tenminste, zo lees ik het. Marcus de schrijver is heel precies in zijn vertelling. Het gaat om een jonge ezel, nog nooit heeft er iemand op gereden. Zo’n ezel is het rijdier van de gewone mensen. Deze ezel staat in schril contrast met de paarden van de Romeinen die de stad bezet houden. Hoe zeer de mensen ook juichen dat Jezus de gevierde held is, Hij kiest voor de eenvoud. Jezus blijft trouw aan zijn afkomst, Hij blijft trouw aan de weg die Hij steeds is gegaan. Hij profiteert niet van zijn succes. Dat is moeilijk voor de gemiddelde mens. Paulus, de apostel, zegt ergens: wie staat, ziet toe dat hij niet valle. En Jezus zelf: ‘Wie zich verheft, zal vernederd worden, maar wie zich zelf gering acht, zal verheven worden.’ Trouw blijven aan je innerlijke weg, het is een grote kracht.
Hoe blijf je staande met soms de angst diep van binnen, ook al word je van alle kanten bejubeld? Er zijn voldoende mensen die deze angst ervaren. Ze durven niet en zijn geremd. En wie is dit op zijn tijd niet? Iemand kan mooi zeggen dat je niet onzeker hoeft te zijn, dat je goed bent zoals je bent, maar het helpt niet. Je hebt nu eenmaal te grote voeten, of je bent niet slank genoeg, of je bakt er niets van op het voetbalveld. Zo voelt het soms wel.
Op deze Palmzondag zien we een mens die aangekondigd wordt als de Messias, maar die weet dat het geen erebaantje is, dat het een lijdensweg zal worden. Toch gaat Hij verder. Hij weet zich gesterkt door ervaringen van anderen, soms ver vóór Hem. Zoals die knecht waarover we in de eerste lezing gehoord hebben: ‘God de Heer heeft mij de gave van het woord geschonken; ik versta het de ontmoedigden moed in te spreken. Elke morgen spreekt Hij zijn woord, elke morgen richt Hij het woord tot mij en ik luister met volle overgave. God de Heer heeft tot mij gesproken en ik heb mij niet verzet…’ Deze week krijgen we meer van deze verhalen. Maar er zijn ook mensen vandaag die zich onvermoeibaar inzetten om tenminste wat vrede te brengen. Die Kofi Annan doet goed werk in Syrië. Maar ook in onze dorpen zijn er mensen die steeds maar weer doorgaan om anderen te verbinden, bijeen te houden.
Geef mij je angst… Lam Gods dat de zonder van de wereld wegneemt… We bidden het straks. Dit wordt de week van het samen dragen. We hoeven onze last niet alleen te dragen, er is steeds iemand die veel eerder die last gedragen heeft. Er zijn ook mensen die naast ons lopen en die ons helpen. Misschien zijn wij dat zelf wel voor anderen. Misschien zijn wij wel die mensen die hoop terug geven waar anderen hun onzekerheid, hun twijfel, hun angst aan ons toevertrouwen. Misschien gebeurt het wel als we ons palmtakje halen: het groen van de hoop dat we steken achter het kruis.
Joost Jansen o.praem.