‘Waar haal je die energie vandaan? Waarom durf je steeds opnieuw te beginnen, ook al heb je nog zo het onderspit moeten delven?’ Ik heb die vragen gekregen, ik was toen zestien, zeventien jaar oud. Het was in de jeugdbeweging. De vraag kwam van leeftijdgenoten die erg zoekend waren in het leven. Niet dat ik niet zoekend was, wie is dat niet op die leeftijd. Maar ik had ook ergens een zekerheid in me, een rust, een veiligheid. Ik was me daarvan toen niet bewust. Het heeft me aan het denken gezet. Het heeft me gebracht tot de keuze voor religieus leven.
Wat had ik dan ontdekt? Ik had ontdekt dat er meer is dan waar ik dagelijks mee bezig was. Steeds ook een verder aan alles, een aanwezigheid, ja, een aanwezigheid die mij aansprak. Nu kunnen we dit woord aanspreken in het Nederlands op twee manieren verstaan: je wordt door iets of iemand aangetrokken, iets of iemand die aantrekkelijk is. De andere betekenis is dat iemand je werkelijk aanspreekt in woorden, in beelden. Misschien is het vaak een mengeling van die twee.
Maar het is ook altijd met het oog op resultaat. Het moet wat opleveren, zo zitten wij nu eenmaal in elkaar. Zeker als je jong bent, of als je jong wilt blijven… Jezus heeft het over een herder en een kudde schapen. Hij heeft het over hoe mensen bijeengehouden worden. Dat is vaak een probleem. Vandaag in de politiek zeker. Ieder wil het voor zichzelf goed, maar is het ook goed voor het geheel van een land? We zullen er toch samen moeten uitkomen? Het gaat toch niet om het recht van de sterkste? Jezus heeft het eigenlijk over goed leiderschap. Goed leiderschap, een goede herder zijn, heeft altijd te maken met het hebben van een visioen, een visie, een blauwdruk van hoe een goede samenleving eruit moet zien. En dan verschilt die blauwdruk van de SP nogal van die van de VVD, om maar twee uitersten te noemen. Zou die goede herder uit het evangelie daarover ook kunnen meepraten? Ik denk het wel.
Wat mij aantrekt in die boodschap van Jezus, is de bewogenheid om de meest kwetsbare. Een schaap dat verloren loopt, een mens die rouwt om een verloren liefde, of om een verloren ik. Zo’n mens is belangrijk. Heeft wellicht wat meer aandacht nodig dan het grote geheel van de kudde. Wat mij appelleert in het evangelie is dat er geen gedetailleerde aanwijzingen worden gegeven. Je weet echt niet wat je in bepaalde situaties precies moet doen. Er wordt echter wel een manier van leven wordt voorgeleefd. Er wordt aangegeven hoe je naar mensen moet luisteren, luisteren naar de vraag die er achter hun verhaal zit. Wanneer je naar de verhalen uit de bijbel luistert dan krijg je wel antennes voor een zuivere levenshouding. Het gereedschap neem je gewoon bij wat je in huis hebt, de manier van werken heeft te maken met geloof, liefde en trouw. Hoe belangrijk is het om alles met een bewogen hart te doen.
Het is vandaag Roepingenzondag en ook Zondag van de arbeid. Het lijken twee verschillend insteken te zijn. Toch hebben ze met elkaar te maken. Wie zijn werk doet met een goede instelling, heeft zich eerst laten raken door een goede boodschap. Ik hoop door de boodschap van het evangelie. Daarvoor heb je ook mensen nodig die deze boodschap uitdragen, in hun doen en laten én in hun woord. Je hebt gemeenschappen nodig die laten zien dat het de moeite waard is om met deze boodschap op pad te gaan. Is onze parochie zo’n gemeenschap? Zijn wij samen de geroepen mens?
Misschien hebben we het woord roeping wel te zeer versmald tot louter de roeping tot priester en religieus, hoewel deze ook vandaag broodnodig zijn. Maar als een parochie zich niet ziet als een gemeenschap van mensen die geroepen worden om die goede boodschap van Jezus uit te dragen, zullen er ook geen vrouwen en mannen komen die zich geheel en al aan de zaak van het evangelie geven.
Horen wij de boodschap? Vinden we het aantrekkelijk? Willen we open blijven staan voor alles wat op onze weg komt? De Goede Herder roept. Het gaat Hem om een gemeenscha van mensen, levend van geloof, hoop en liefde. Zijn wij die gemeenschap, samen?
Joost Jansen o.praem.