Sinds een paar maanden wonen Isis en Mirla in een nieuw huis in een nieuwe wijk waar heel veel kinderen wonen. Hun huis is blauwgeverfd en dat van de buren geel en oranje en groen. Isis die zes jaar is gaat ook al naar de nieuwe school in de buurt, maar Mirla van bijna vier is daar nog te klein voor, als ze jarig is mag ze met haar zusje mee.
Met alle kinderen in de buurt zijn de meisjes ondertussen vriendje en vriendinnetje geworden en omdat de tuinen nog geen heg hebben, kunnen ze ook heel makkelijk van de ene naar de andere tuin lopen. Achter hun huizen staan een paar grote bomen met heel hoge takken. De kinderen weten wel van hun ouders ze daar niet in mogen klimmen, maar buurjongetje Tijn deed het stiekem toch. Isis en Mirla die net klaar waren met eten, stonden naar hem te kijken toen hij naar boven klom.
‘Dat mag niet Tijn, dat weet je toch, het is heel gevaarlijk, dat heeft je mama zelf gezegd’.
Maar Tijn luistert niet en als hij tot aan de hoogste tak is geklommen, zwaait hij nog even naar de meisjes.
‘Zal ik het met losse handen doen’, zegt hij, ‘kijk maar’. Maar net op dat moment zegt de tak ‘krak’ en Tijn tuimelt naar beneden. Oh wat schrikken de meisjes en Tijn schreeuwt moord en brand.
‘Bloed, bloed’, gilt hij, ‘mama help, ik heb zo’n pijn’.
Zijn mama die net aan het afwassen is, rent naar buiten en kijkt wat er aan de hand is. Ze ziet dat zijn knie bloedt en ook uit zijn hand drupt een straaltje bloed. ‘Kun je opstaan’, vraagt ze,’ maar Tijn huilt alleen maar. ‘Ik durf het niet’, zegt hij. ‘Jij moet mij helpen’. Mama tilt hem op en zet hem op de grond. Isis en Mirla staan met open mond te kijken.
‘Dat was wel een beetje stout van Tijn hè’, zegt Isis. ‘Hij mocht toch niet in de boom klimmen’.
‘Nee’, zegt de mama van Tijn ’en misschien is dit een goeie les voor hem geweest. Maar kom, ik zal binnen eens eerst even naar de wond kijken, het bloed eraf wassen en er dan een verband omdoen’.
‘Toch geen jodium hè’, krijst Tijn, ‘want dat doet zo’n zeer’.
Zijn mama neemt hem mee naar binnen en Isis en Mirla rennen hard naar huis om het aan hun papa en mama te vertellen.
‘Nou’, zegt papa, ‘dan heeft-ie nog geluk gehad, hij had wel een been kunnen breken’.
‘Of zijn neus’, grapt Mirla.
‘Ook dat’, zegt mama, ‘maar jullie hebben nu wel gezien dat je nooit in die bomen mag klimmen, die zijn niet sterk genoeg. Maar kom, het is nu tijd om naar bed te gaan’.
Isis en Mirla nestelen zich op de bank naast papa en mama. ‘Wil je ons nog wel eerst een verhaal vertellen mama’, bedelt Isis, ‘een beetje spannend verhaal?’.
‘Goed, ‘zegt mama, ‘ik weet een héééél spannend verhaal van een jongen die uit de boom viel’.
Ze lacht naar de twee meisjes. ‘Flauw hè, nee hoor, ik ken een heel mooi verhaal van een grote en een kleine beer. Moet je goed luisteren…’.
‘Er was eens een grote beer die in een donker bos woonde….’.
(Auteur: Riet Marien)