De lezing van Arnoud-Jan Bijsterveld is de tweede van de drie lezingen die
Het hertogdom Brabant beleefde zijn gouden eeuw in de vijftiende en zestiende eeuw: een periode van culturele en economische bloei maar ook van religieuze spanningen. De bouw van talrijke nieuwe parochiekerken, een ‘overspannen’ devotioneel leven, en kritiek op pastoors en de Kerk volgden elkaar op. De religieuze repressie door de wereldlijke overheid leidde mede tot de Nederlandse Opstand, die voor Noord-Brabant desastreus uitpakte: grootscheepse verwoesting, politieke degradatie en een in het verweer gedrongen katholicisme. Pas in 1796, met de gelijkstelling van de confessies in de Bataafse Republiek, kwam er meer tolerantie voor katholieken (en Joden). Met de katholieke emancipatie van de negentiende eeuw brak een nieuw tijdperk aan.
Aan de hand van Brabantse voorbeelden laat Bijsterveld zien dat de laatste jaren een meer genuanceerd beeld is ontstaan van de religieuze verhoudingen in Noord-Brabant in het verleden. Het roerend en onroerend religieus erfgoed legt daarvan tot op de dag van vandaag getuigenis af.
Prof. dr. Arnoud-Jan Bijsterveld (1962) is historicus en studeerde middeleeuwse geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en de Universiteit van Amsterdam. In 1993 promoveerde hij aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij was werkzaam als onderzoeker en docent aan verscheidene universiteiten in binnen- en buitenland (Luik, Princeton, Leuven) en in het voortgezet onderwijs. Sinds 1999 is hij bijzonder hoogleraar Cultuur in Brabant aan de Universiteit van Tilburg, waar hij zich bezighoudt met onderwijs, onderzoek en ondersteuning op het gebied van de lokale en regionale geschiedenis, erfgoed en etnologie (volkskunde). Hij maakt deel uit van verschillende tijdschrift- en jaarboekredacties en heeft als bestuurslid van verscheidene organisaties een actief aandeel in de organisatie van studiedagen en symposia op het terrein van de regionale geschiedenis en volkskunde. Als adviseur is hij betrokken bij de beleidsontwikkeling van cultuurhistorische organisaties en instellingen en van provincie en gemeenten.