fullhadee_7_look_out_below.jpgOp 17 september is het 65 jaar geleden dat Heeswijk door Amerikaanse parachutisten van de 101ste Airborne Divison werd bevrijd. In zijn boek ‘Look out below!’ doet Francis L. Sampson verslag van zijn belevenissen als parachutist-aalmoezenier:

een boeiend verhaal over een bijna fatale parachutesprong, folterwerktuigen en geselroeden, een diner bij de pastoor, de dorpskapper en norbertijnen die Engels spraken.

Passages over zijn sprong boven het Heeswijks kasteel vinden we in het Nederlands vertaald in gedenkboek ‘D-DAY voor/for Heeswijk-Dinther’, dat in 1959 verscheen.

Nadat aalmoezenier Sampson de vliegtocht van Engeland naar Brabant beschreven heeft, vertelt hij aldus:
‘Tegen kwart voor één maakten we ons gereed voor de ‘jump’. We naderden ons aangewezen vak. Het was een prachtige, zonnige dag. Precies één uur was het mijn beurt, en zodra ik de deur van ons transporttoestel verliet, zag ik beneden mij, in de diepte, een groot kasteel met een brede gracht eromheen. Mijn parachute opende zich snel, maar ik was nog niet in de gewenste stand komen hangen of ik merkte, dat ik recht op het valscherm van de man onder mij afstevende. Ik riep ‘Look out below!’, probeerde te ontwijken, maar het was te laat. Ik belandde midden in zijn parachute, alsof het drijfzand was... Ik trachtte te gaan liggen en me van de andere parachute af te rollen, doch mijn eigen parachute was intussen slap gevallen en hing recht omlaag. Ik duwde mij uit alle macht af, mijn valscherm bloesemde goddank net op tijd weer fraai open en ik hing nog geen 100 voet meer boven het water. Ditmaal was ik het dichtst bij de dood geweest van al mijn sprongen: 30 meter!

Ik plofte in de kasteelgracht, maar gelukkig kwam het water niet hoger dan mijn borst. Ik kon naar de kant waden en over een hek klimmen. Het bleef doodstil, wij hadden geen schot gehoord, alles leek op een vredige manoeuvre. Maar die illusie zou enkele uren later verdwijnen. De man op wiens parachute ik was gestruikeld, bleek in dieper water te zijn terecht gekomen. Het lukte me om zijn valscherm vast te grijpen en hem naar mij toe te halen. Anderen waren in bomen blijven hangen, zodat zich terstond gebroken ledematen en gewonde ruggen voordeden. De arts die in mijn vliegtuig was meegekomen (Dr. Kingston) zat vast in een boom. Ik hielp hem naar beneden, waarbij hij zijn rug bezeerde. Hij stelde voor via de ophaalbrug het kasteel binnen te gaan om daar terstond een Eerste-Hulppost in te richten. In onze buurt terecht gekomen ‘medic’s (hospitaalsoldaten) begonnen de ergste gewonden al naar binnen te brengen. In het kasteel was blijkbaar een museum van folterwerktuigen en middeleeuwse kwellingen gevestigd: pijnbanken, geselroeden, ijzeren maskers en allerhande gruwelijke prenten waren er te zien - geen bijzonder geschikte omgeving om bij gewonde soldaten vertrouwen te wekken van een legerarts’.

Aalmoezenier Sampson verhaalt dan hoe hij Heeswijk introk, op zoek naar de chef van de militaire arts, Kolonel Kinnard. Hij schrijft:
‘De mensen liepen allen op straat en wuifden, koele verse melk aan ons Yanks gevend. Eén van onze jongens vertelde hun dat ik priester was. Men kan zich niet indenken, hoeveel begeestering dat wekte. Het zuidelijk deel van Nederland is katholiek, en hoe! Zij gingen terstond de pastoor halen, die mij letterlijk naar zijn pastorie dreef, mij een stevig maal voorschotelde, de dorpskapper ging halen (ik had een baard zoals steeds in het gevecht, dat ziet er wat krijgshaftiger uit) en mij liet scheren. Na een fijn diner wandelde ik het dorp in, waar een heel klooster van Norbertijnen me stond op te wachten om me te begroeten. Zij spraken zonder aarzeling Engels. Ik moest ze allemaal een hand geven. Zoiets leek niet erg op oorlog, als dat oorlog was, dan zou ik er wel wat meer van willen meemaken.’

Tekst en beeld: Rien de Visser