Het_transparante_liturgisch_centrum_van_de_abdijkerkMet een abdij, internaat, liefdesgestichten, verzorgingstehuizen, parochiekerken en een kasteel kennen Heeswijk en Dinther een rijke altaargeschiedenis, een geschiedenis met markante verhalen, ook een geschiedenis die niet stilstaat. Als slotstuk van een grondige renovatie is in de abdijkerk nog onlangs een nieuw altaar geplaatst.

TRANSPARANTIE     Veel symboliek is verwerkt in het door Els Verkerke vormgegeven nieuwe liturgisch centrum van de Heeswijkse abdijkerk. Met het heldere glas van de ambo (voor de lezingen en preken), het altaar (voor de dienst van de tafel) en het kruis (als sacraal symbool) willen abt Cortvriendt en zijn abdijgemeenschap in deze tijd hun boodschap van licht, transparantie en verrijzenis overbrengen. De altaarsteen die lijkt te zweven verwijst naar de weggerolde grafsteen van de verrezen Heer. Het glazen kruis toont Jezus in koninklijk gewaad als degene die over de dood zegeviert, de vlakken duiden op de vier evangeliën en de twee testamenten, leidraad voor een goed leven. Het nieuwe abdijaltaar verwijst zo naar de katholieke kerk in verleden, heden en toekomst.

MET DE RUG NAAR HET VOLK      Kort na het ‘herstel van de bisschoppelijke  hiërarchie’ in 1853 vestigden de norbertijnen van Berne zich in hun Heeswijkse ‘buiten’. Na een lange periode van verborgen bestaan begonnen ze op 2 februari 1857 in het Slotje een nieuw kloosterleven. Na veel bouwcampagnes is het oude slotje anderhalve eeuw later uitgegroeid tot het immense abdijcomplex van nu. Aan al die historische bouwlagen is de ontwikkeling van de abdijgemeenschap goed af te lezen. Van die gelaagdheid is ook wat terug te vinden in de abdijkerk, ook in de altaargeschiedenis. In 1881 wordt de neogotische kapel (architect Asseler) gebouwd, met het hoofdaltaar in de klassieke opstelling voor in de kerk, op een plateau van drie treden hoog. De priester deed de mis met de rug naar het volk, zoals dat al bij het Lateraans Concilie van 1215 was voorgeschreven.

EEN EN AL ALTAAR            In 1927 werd de kapel als ‘Pater van den Elsenmonument’ vergroot met een aanbouw aan de voorzijde (architect Valk). De abdijkapel werd abdijkerk. ‘De Liturgie begon ’t terrein van de historische studies en van de literaire schoonheid te verlaten, om ’t zieleleven van iedereen te verrijken’, schrijft norbertijn Van der Velden in het Berneboek (1934). Het altaar met twee ambo’s (voor epistel en evangelie) kwam midden in de kerk te staan, zowat op de grens van de oud- en nieuwbouw. Ingegeven door de nieuwe geest stond de priester aan het nieuwe altaar met het gezicht naar het gelovige volk, net als voor het Concilie van Lateranen gebruikelijk was. De rest van Nederland volgde het voorbeeld van de Abdij van Berne pas goed na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). Op de plaats van het oude altaar kwam de abtszetel, later ook de orgelkast. Nog in de jaren zestig werden externe gymnasiasten uit Heeswijk, Dinther en directe omgeving opgeroepen om bij plechtigheden in de Kerst- en Paasnacht te assisteren, ondanks de grote schare priesters en religieuzen, waaruit de abdijgemeenschap toen nog bestond. Onder strenge regie van ceremoniemeester Kocken mochten ze fakkels dragen en de pontificale gewaden - waaronder ook gouden muiltjes - aan abt Haselager aanreiken. Na de aankleding schreed de abt plechtstatig en ‘in vol ornaat’ met mijter en staf van zijn abstzetel naar het altaar om de pontificale mis op te dragen.

In 1927 werd het aantal zijaltaren, in de sobere stijl van het hoofdaltaar, flink uitgebreid. Na de Tweede Wereldoorlog ontwierp de Dintherse norbertijn Michael van Helvert het sacramentsaltaar met tabernakel en een alleszins menselijke afbeelding van het laatste avondmaal. Zo telde de abdijkerk voor al de witheren die dagelijks individueel de mis moesten opdragen in de bloeitijd van het kloosterleven wel negen dienstdoende altaren, er waren ook nog altaren boven op de loggia en in de abtskapel. De meeste zijn verdwenen. Later kreeg de kapittelzaal een altaartafel.

ALTAAR VAN EEN 16-JARIGE                    Ook de dorpen Heeswijk en Dinther waren, en zijn nog rijk gezegend met altaren. Het gymnasium had als internaat niet alleen een altaar in de studentenkapel, maar ook vier altaartjes onder in de crypte, in evenzoveel minikapelletjes. Ze zijn er nog steeds na de grote renovatie. Laten we ze creatief koesteren om als historisch archief de zoete en ook zure geschiedenis van het internaatsleven en de school vast te houden. En natuurlijk waren er altaren in de gesloopte liefdesgestichten en bejaardenhuizen van Heeswijk en Dinther. Vandaag de dag zijn er ‘gewone’ altaren in Cunera De Bongerd en heeft de Hervormde Kerk in Dinther een sobere avondmaalstafel. De rijkversierde - en ongetwijfeld indrukwekkende - neobarokaltaren in de katholieke kerk van Dinther zijn in 1936 slachtoffer geworden van een ‘beeldenstorm’. Nota bene door de eigen pastoor, pastoor Lathouwers. Na de laatste restauratie maakt de voorin wat lege kerk grote indruk door het krachtige naar boven gerichte lijnenspel. De parochiekerk van Heeswijk heeft nog zijn oorspronkelijke neogotische altaar in witte kalksteen (Lenaerts) bewaard. Bijzonder is ook het huidige celebratiealtaar van de Willibrorduskerk. Het is  een assemblage van de twee vroegere zijaltaren die rond 1900 door de Heeswijkse dorpsarchitect M.C. van Aspert waren ontworpen. Hij was toen 16 jaar!

Fragment_van_het_altaar_in_de_Wapenzaal_van_het_kasteelALTAAR IN EEN WAPENZAAL       Het meest markant is wel de altaargeschiedenis van het Heeswijks kasteel. Concrete informatie over altaren die in de middeleeuwse burcht en later in de feodale geschiedenis dienst hebben gedaan is niet voorhanden. Het topstuk van de rond 1900 geveilde kunstcollectie van de Van de Bogaerdes,  die diverse altaarfragmenten bevatte, was het Lijdensaltaar dat inmiddels al ruim een eeuw in de Bossche Sint-Jan staat. Het drieluik werd rond 1500 in Antwerpen vervaardigd, ging naar de kerk van Sint Anthonis en zou in de jaren dertig van de 19e eeuw door Andreas baron Van den Bogaerde geruild zijn voor een paar beelden. De ruil kwam tot stand toen hij gouverneur van Noord-Brabant was en de kerk van Sint Athonis met provinciesubsidie werd gerestaureerd... Niet minder markant is het altaar dat nu in de Wapenzaal van Kasteel Heeswijk staat en afkomstig is uit de Sint-Janskathedraal! Het is samengesteld uit fragmenten van het barokaltaar van de Bossche Sint-Jan dat in de tweede helft van de 19e eeuw (toen men terug wilde naar de gotiek) uit de kathedraal moest verdwijnen, op het kasteel terecht kwam en door de jonkers her en der werd ingemetseld in de Vestibule en de Blauwe Kamer van het kasteel. Rond 1975 werd de Wapenzaal onder regie van dorpsarchitect Van de Veerdonk en de Osse rector Ling heel even verheven tot slotkapel. Een oude doopvont werd uit de kasteeltuin gehaald, van de toen ontdekte fragmenten van het Sint-Jansaltaar werd een nieuw altaar gecomponeerd. Opmerkelijk is dat de Wapenzaal van rond 1870 de vorm van een kapel heeft. Als slotkapel heeft ze in de feodale tijd echter geen dienst gedaan. Heel even stond hier het ‘Altaar van Sint Anthonis.’ Maar al snel werd het, tot de grote veilingen van rond 1900, een zaal waarin tientallen harnassen en enige duizenden speren, spiesen, hellebaarden, degens, zwaarden en zelfs damespistolen de ‘luister’ van de middeleeuwse burcht levend moesten houden. Later konden de kasteelbezoekers hier de ‘middeleeuwse’ collectie folterwerktuigen, met onder meer een pijnbank en schandpalen, duimschroeven en mondklemmen, geselroeden en maskers, als kwaadverdelgers aanschouwen. De Wapenzaal heeft rond 1975 maar kort dienst gedaan als slotkapel. Het mocht niet van ‘de kerk’. Sindsdien worden er vele keren per jaar voor het altaar burgerlijke huwelijken gesloten. Kerk en staat laten zich hier niet scheiden.

REFLECTIE    Met het nieuwe altaar in de abdijkerk en de boodschap van transparantie laat de abdijgemeenschap in onze crisistijd zien midden in het leven te staan. Glas is transparant, maar zorgt niet minder voor reflectie. Genoeg stof tot reflectie staat helder en veelbetekenend op de oorkonde die dit jaar aan de paaskaars bij het altaar is gehecht: ‘In naam van de ene, eeuwige god die trouw houdt en geen mens uitsluit van zijn liefde. In het  vijfde jaar van het pontificaat van Benedictus XVI, toen Thomas Handgrätinger abt generaal was en Ward Cortvriendt abt van de Abdij van Berne, Beatrix koningin der Nederlanden en Jan Peter Balkenende demissionair premier; in een wereld van moeizame klimaat onderhandelingen, natuurrampen, onlusten, oorlog en volkerenmoord. In een land verdeeld door de zogenoemde nieuwe politiek van confrontatie en polarisatie. In het jaar waarin de Nederlandse kerk en religieuzen worden geconfronteerd met talloze aanklachten van seksueel misbruik, met het verdriet en de pijn van de vele slachtoffers, een verleden waarin ook de abdij niet vrij van zonde is. In de Paasnacht van het jaar des Heren 2010 en in het besef van onze gebrokenheid steken wij de Paaskaars aan als teken van ons vertrouwen in de barmhartige liefde van God die nieuw leven schept uit lijden en dood. Geprezen en gezegend zijn heilige Naam, zijn liefde duurt in eeuwigheid. Halleluia.’

 

Tekst en beeld: Rien de Visser,  april 2010.

Bronnen:

W. Cortvriendt, ‘Het nieuwe liturgisch centrum van de Abdijkerk’ in: ‘Berne’, nummer 6, jaargang 562, 15 december 2009.

Dr. Jean van Stratum, ‘Berna ut Lucerna. De abdij van Berne 1857 – 2007’ (2007).

Drs. F.J. van der Vaart, ‘Het H. Kruisaltaar van Sint Anthonis. De lotgevallen van een Antwerps retabel’ in : ‘Het Lijdensaltaar in de St. Janskathedraal te ’s Hertogenbosch’ (1985).

G. Van der Velden O.Praem, ‘De Bouwkundige ontwikkeling van de Abdij’ in ‘Berneboek. Berne-Heeswijk, verleden – heden’ (1934).