Een_en_al_bedrijvigheid_bij_de_Heeswijkse_Aabrug_in_1851._Op_de_achtergrond_de_Heeswijkse_en_Dintherse_kerkIs na de vondst van een flinke Brabantse boerderij uit de Romeinse tijd een paar dagen geleden aan de oevers van de Aa bij het Heeswijks kasteel, en na de vondst van een Romeins wijnservies van een herenboer enkele jaren geleden bij Nistelrode, in de Aa ook nog een Romeinse muntenschat gevonden? Jawel, maar dat gebeurde al bij het verdiepen van de Aa ruim 200 jaar geleden. Aandacht voor archeologische sporen en spullen is er al veel langer dan de wet die bepaalt dat archeologisch onderzoek moet als er in de bodem wordt gewroet. En waterschappen zijn ook al eeuwenlang aan het worstelen om riviertjes als de Aa te beteugelen en te zuiveren, zelfs van kadavers. 

VAN DER AA           ‘In het jaar 1806 zijn te Heeswijk, bij het verdiepen van de rivier de Aa, tien stuks Romeinsche penningen gevonden’. Dit lazen we vorige week in het Erfgoedlokaal in het oude raadhuis van Veghel (gelegen aan de Aa) in het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, bijeengebracht door A.J. van der Aa (!) onder medewerking van ‘eenige Vaderlandsche geleerden’. Het verscheen in 1844. Je komt de vondst toevallig in zo’n boek tegen, fundamenteel onderzoek is er nog niet gedaan naar de levensloop van de rivier de Aa en naar alles wat zich in en langs de Aa heeft afgespeeld. Er is nog geen standaardwerk over de Aa geschreven, zegt het BHIC (Brabants Historisch Informatiecentrum), dat ons papieren archief (ook dat van het waterschap) veilig bewaart in de Citadel van Den Bosch, op de plek waar Aa en Dommel samenstromen. Zo simpel is dat ook niet te produceren. Het is lastiger zoeken naar gegevens over een riviertje als de Aa dan naar wapenfeiten van beroemde of beruchte personen die op het Heeswijks kasteel hebben verpoosd. En aan het bodemarchief van de Aa (een minstens zo belangrijke informatiebron als het papieren archief wanneer het over het leven van en rond een rivier gaat) moet nog hard worden gewerkt om er uit te halen wat er in zit.

KADAVERS EN VUILNSIBELT      Als we als verzamelaars die we nog steeds zijn echter alles bij elkaar scharrelen en (letterlijk) in kaart brengen wat we al weten, denken te weten en gemakkelijk, ook op internet, te weten kunnen komen, zijn we al een eind verder.

Wat is er niet geschreven over het gedoe rond het riviertje de Aa dat eeuwenlang meanderend de weg van de minste weerstand zocht en dat de mens steeds maar weer tot de orde probeerde te roepen vanwege zijn wispelturige gedrag? Neem alleen de strijd tussen Veghel en de Kilsdonkse molen.

Wat kunnen Dintherse, Heeswijkse mensen of die van de overkant uit Schijndel nog vertellen over hoe de Aa vroeger heeft gestroomd en wat er her en der nog van in het land is te zien? Dat de Aa ook aan de overzijde van de Zuid-Willemsvaart zou hebben gelopen voordat het kanaal was gegraven.

Zijn er geen mensen meer te vinden die nog wat weten over de normalisatie van de Aa in de crisisjaren, de jaren dertig van de vorige eeuw? Over werkloze sigarenmakers die er voor een hongerloontje geploeterd hebben om de Aa recht te trekken. Waar sliepen ze, in hutjes van golfplaat op de oevers van de Aa of bij mensen in het dorp? Wat hadden ze aan materieel? Schoppen en kruiwagens, misschien ook door een hond getrokken zoals we op een primitieve prent uit 1851 van de Aabrug bij Heeswijk kunnen zien?

Wat zullen mensen niet kunnen vertellen over stuwen in de nieuwe Aa waar meer schuim dan water was te zien, over een Aa waarin zelfs kadavers van koeien of varkens dreven. Of over de dode Aa-meander die gemeentelijke vuilnisbelt werd en het belangrijkste archief van het dagelijks leven in Heeswijk en Dinther gedurende de stortperiode zal bevatten. Kostelijk voer voor archeologen.

OP DE KAART         Wat zou er niet aan extra informatie loskomen als we oude kaarten die we bij de heemkundekringen, het BHIC, de Brabant Collectie of op internet (www.watwaswaar.nl) vinden, naast en over elkaar leggen?

Wat kunnen we niet bij elkaar harken aan verhalen over kastelen, versterkte huizen en molens aan de oevers van de oude Aa tussen Helmond en Den Bosch? Het maakt niet uit of een kasteel (nagenoeg) verdwenen is zoals Frisselstein in Veghel of Avesteijn in Dinther, of het een ruïne is zoals Assendelft en Seldensate in Middelrode, of er nog staat als een stoere burcht zoals in Helmond en Heeswijk, wat er in de loop der eeuwen ook aan versleuteld is. Verhalen verzamelen die de ronde doen dat daar of daar ook wel eens een motteburcht (kunstmatig opgeworpen ‘vluchtheuvel’) gelegen zou kunnen hebben. Over de zeldzame dubbele Kilsdonkse molen en over al die andere molens en molentjes die er ooit ‘op’ de Aa hebben gestaan, zoals watermolen Ter Steen op de plek waar de Leijgraaf in de Aa stroomt.

Een kaart met al die informatie (inclusief verhalen en vermoedens) zou op zijn minst een spannend beeld opleveren van hoe bedrijvig het al eeuwenlang in en rond de Aa is. Zo’n kaart zal ook de verschillende historische lagen tot leven kunnen wekken, van vóór Christus tot nu toe. Dan zouden we ook beter kunnen snappen wat we nu aan sporen en spullen (kunnen) vinden bij de immense operatie ‘Dynamisch Beekdal’.

BOERDERIJ AAN HET WATER      Geweldig, dat we nu op die kaart ook een boerderij kunnen intekenen van zo’n 25 bij 5 meter die op een archeologisch verrassende plek aan de Aa werd gebouwd. Al 1000 jaar eerder dan Kasteel Heeswijk een paar honderd meter stroomopwaarts aan de andere kant van de Aa. Waarom juist op die plek zo dicht aan het water? Zou hier ook een voorde, een doorwaadbare plaats zijn geweest? Zouden er in de buurt nog meer van die boerderijen hebben gestaan? De vondst van de boerderij uit de Romeinse tijd zal archeologen in elk geval anders doen kijken naar dit laagland met ‘op de kaart’ lagere archeologische waarde. Ons maakt het nieuwsgierig naar het leven op en rond die oeroude boerderij.

Hoe anders zal het leven daar toen zijn geweest dan op de tegenovergelegen kasteelboerderij de Looz Corswaremhoeve in de 20e eeuw, de tijd dat ‘Janus en Mèntje  van Skèndel’ en zoon Marinus er boerden en met een kattenkop het water uit de Aa pompten voor hun vee? Zouden we met archeologisch onderzoek nog wat van de streekproducten van deze boerderij uit de Romeinse tijd kunnen achterhalen? Hoe werd er hier aan de Aa geboerd en geleefd in de tijd van de Romeinen en van Janus van Schijndel?

KASTEEL IN HET WATER   Zo willen we uiteraard ook met het archeologisch onderzoek van nu graag meer te weten komen over de relatie van het Heeswijks kasteel met de Aa. Over de tijd van ontstaan, maar ook over alle latere lagen. Over de 19e eeuw toen gouverneur Andreas van den Bogaerde en zijn nazaten niet alleen van de middeleeuwse waterburcht een ‘Eftelingkasteel’ hebben gemaakt, maar ook een ‘sprookjesbos’ rond het kasteel creëerden, met diverse oprijlanen, ornamenten, poorten, bruggen en zichtlijnen met ‘vista’s’ zoals het beeld dat bij de nu aangelegde visplaats voor de Looz Corswaremhoeve stond. Daar verhief zich tot enige jaren geleden hoog op een sokkel, met de rug naar de Aa (en de plek van de boerderij uit de Romeinse tijd) het beeld van de Griekse godin Hera met de pauw, koningin van de hemel en beschermster van de echt. Had jonker Alberic ze van het kasteel verbannen naar de oever van de Aa omdat hij niks van de echt wilde weten? De recalcitrante jonker die tegen de zin van kerk en adel meer dan 25 jaar ongehuwd samenwoonde met zijn geliefde dienstbode Jacoba. Tegenwoordig staat Hera met haar pauw op de binnenplaats van het kasteel en ziet ze tevreden toe (kassa) hoeveel huwelijken er worden gesloten. Restanten van haar vorige standplaats aan de Aa zijn nu door ophoging en egalisatie van de grond jammer genoeg geheel aan het oog onttrokken.

Gek is het wel een beetje, dat archeologisch onderzoek in en direct aan de oever van de Aa niet hoeft. Met de grove machines van nu zal daardoor nogal wat archiefmateriaal over de geschiedenis van de Aa (ook de eigen geschiedenis van het waterschap) onherroepelijk verloren gaan. De blubber wordt wel wat met detectoren onderzocht, maar dat is vrijblijvend en vrijwilligerswerk. En welke conclusies mag je eruit trekken?

Ook jonge geschiedenis wordt archeologisch niet zo interessant gevonden, ook dat wordt hier overgelaten aan vrijwilligers van de heemkundekringen van Heeswijk-Dinther en Berlicum. Zij doen hier veel goed werk dat eigenlijk professioneel had mogen en moeten gebeuren, zoals de gemeente Bernheze dat op Retsel deed. Misschien kan het koperen 18e-, 19e- of 20e-eeuwse jachthoorntje dat nu is gevonden een ander signaal afgeven als begonnen wordt aan het volgende ‘baanvak’.

SCHUINE BRUG OF WOJSTAP     Als er volgens zeggen nu bij het baggeren in de Aa paalsporen van een (vermoedelijk) 19e-eeuwse houten brug in een schuine oprijlaan die niet meer in gebruik is worden gevonden (wat een bevestiging is van mondelinge overleveringen door vroegere kasteelbewoners) kan dat volgens het waterschap niet waar zijn. Verondersteld wordt dat er hier sprake was van een met puin verharde doorwaadbare plaats en dat het niet plausibel is dat er een brug schuin over een riviertje als de Aa werd gebouwd. Waarom niet en-en, misschien zijn het wel twee historische lagen. En wil het waterschap dan trouwens niet meer weten van die ‘wojstap’ die er op de bodem van zijn eigen Aa ligt? Hebben de twee half geruïneerde ornamenten verderop in de laan richting kanaal dan niets te vertellen? Tot zo’n vijfendertig jaar geleden hielden daar nog twee ‘nijdige’ leeuwen met een Januskop beide kanten van de oprijlaan nauwlettend in de gaten. Nu staan ze met een dramatische blik op de brug binnen de kasteelpoort te niksen. En wat doen we met de twee stenen funderingen die aan de kasteelkant pal aan de oude Aa zijn gevonden en misschien van een poort, maar niet van een brug geweest zouden zijn? Ook interessant trouwens, de ontdekking van nog een poort van het sprookjeskasteel.

Geen_brug_in_deze_kasteellaan_maar_een_wojstap___Nu_zelfs_voor_voor_zware_vrachtwagensGEBLINDEERDE DRAAGKOETSJES        Een doorwaadbare plaats in een chique oprijlaan fascineert ons zeer! Moest de koppige jonker Alberic met zijn Jacoba dan per koets bij de Aa aangekomen (na begroeting halverwege de oprijlaan door zijn tweekoppige leeuwen) werkelijk uitstappen om al wadend de Aa over te steken om vervolgens via de poort aan de overkant van de Aa samen te voet de oprijlaan naar het kasteel te vervolgen? Of stond daar een ander rijtuig klaar? De jonkers hadden immers een heel wagenpark. Nog romantischer: werd het verboden stel daar misschien gescheiden en in twee geblindeerde draagkoetsjes uit de eigen museumverzameling het kasteel binnengedragen? Het kasteel en de Aa zijn zo in elk geval een spannend verhaal rijker geworden.

SCHUINSMARCHEERDER            Als een Brabantse boer een paar honderd meter verderop al kort na Christus een fikse boerderij kon bouwen op een niet zo voor de hand liggende plek aan de Aa; als baron Willem in 1932 bij de normalisatie van de Aa plannen laat tekenen om van zijn kasteel een kloon van kasteel De Haar te maken, inclusief een kasteelpark met grote vijverpartijen en een ‘rondwandeling’ waarin ook die schuine laan was opgenomen; als het waterschap zelf na de normalisatie van de Aa in de jaren dertig van de 20e eeuw in de Avesteinstraat in Dinther een behoorlijk schuine brug van steen en beton over de Aa bouwt; zou dan ‘schuinsmarcheerder’ jonker Alberic, zijn broer of vader, in de 19e eeuw niet in staat zijn geweest om in hun deftige oprijlaan een houten brug schuin over de Aa te leggen? Geld speelde toen immers geen rol. Maar hopen dat door voortschrijdend inzicht en kennis van de context gauw, nu het nog kan, even een paar vierkante meter Aa-bodem wordt onderzocht, ook al staat het niet in het PVE (Programma Van Eisen). Het is immers ook historie van het waterschap zelf en het zou maar een paar uren in beslag nemen. Veel tijd en geld zou het dus niet hoeven te kosten.

WILDPLASSEN OP HISTORISCHE BODEM       Bij al de werkzaamheden met monsters van machines zou er (ook bij de kasteelstichting) best wat meer eerbied en aandacht mogen zijn voor de andere oprijlaan naar de Zuid-Willemsvaart met de voor Nederland unieke door karren en koetsen uitgesleten klinkerweg. We zagen een chauffeur wildplassen tegen de band van zijn eigen vrachtwagen, die fout geparkeerd stond in de oprijlaan. Ook dat schijnt (een) cultuur te zijn. Plassen op het nu met gras begroeide monumentale klinkerweggetje dat de eerste Van den Bogaerde die het kasteel bewoonde, gouverneur Andreas, voor zichzelf en zijn hoge gasten zal hebben aangelegd. Plassen op de plek in de oprijlaan waar de laatste Van den Bogaerde die op het kasteel woonde, baron Willem, gezeten in zijn Mercedes 600, in 1974 op 92-jarige leeftijd zijn laatste adem uitblies...

PALEN, POEREN EN IJZEROER    Bij het plan Dynamisch Beekdal wordt gelukkig wel met zorg omgegaan met de waterhuishouding van de Heeswijkse waterburcht die zijn oorsprong en defensief karakter te danken heeft aan de Aa en al lang beschikt over een stelsel van ‘duikers’ die het riviertje met de slotgracht en belendende waters als de vijver rondom de moestuin en het ‘Vèrkesdrieske’ (nu bevrijdingsmonument) verbindt. Na de normalisatie van de Aa moest een windmolentje op een sloot, die vanaf de oude Aa met de slotgracht in verbinding stond, het water op peil houden. Het molentje werd daarin bijgestaan door een stenen monster met een grote bek dat uit het poortgebouw stak (en nog steekt) en vanuit de diepe ondergrond via het ketelhuis opgepompt water in de slotgracht spuwde. Het is allemaal pas enkele decennia verdwenen maar nu al geheel uit beeld. Het ketelhuis (met zuiveringsinstallatie voor de eigen waterleiding die baron Willem in 1949 liet aanleggen) is er niet meer, de waterspuwer is met beton de mond gesnoerd. Nieuw voor ons is dat nu door het waterschap over de waterhuishouding rond het kasteel wordt verteld dat het kasteel net als Amsterdam op palen zou zijn gebouwd. Had kasteeldeskundige en archeoloog Hans Janssen al een kwart eeuw geleden dan geen ijzeroer uit de omgeving van de Aa en stenen poeren gevonden waarop het kasteel is gebouwd? Alle kasteelbezoekers en feestvierders kunnen restanten op de binnenplaats en onder in de kasteelkelder bekijken. Dat wil overigens niet zeggen dat er aan het kasteel geen palen te pas zijn gekomen, we vinden ze bijvoorbeeld terug bij bruggen en beschoeiingen. De grootste zorg van de laatste baron waren de paaltjes van de oude beschoeiing van de gracht. Bij laag water wilden zich nogal eens watervogels die op de gracht zwommen tussen de paaltjes ophangen. De baron had naast een museumcollectie van kunst en oudheden ook een hele verzameling levende vogels van allerlei soort, waaronder inheemse en exotische eenden, ganzen, zwanen en flamingo’s. Alsof de Ark van Noach (zeker geen platbodem) hier in de Aa was gestrand en alle watervogelstelletjes bij het kasteel waren losgelaten.

VAREN EN VISSEN           Niet in de tijd van Noach, maar wel al in 1650 werd de Aa met platbodems bevaren en was het riviertje als zodanig van betekenis tot in 1826 de Zuid-Willemsvaart die rol overnam. Je deed er enkele dagen over om al meanderend per boot de afstand Helmond-Den Bosch af te leggen. De Aa zal ook als vaarweg betekenis voor het kasteel hebben gehad. We zullen dus ook gespitst moeten zijn op de vaarcultuur, op bootjes, aanlegplaatsen, sluisjes, stuwen, bruggen, wegen, doorwaadbare plaatsen en jaagpaden. Ook op de viscultuur. Nog in de jaren zestig werd er (stiekem) gevist en ‘gesnoekt’ op de dode Aa-arm. Het bootje dat nu bij ‘de Nonnenbos’ in de Aa is gevonden zal haast zeker van de pootmeester zijn geweest die er wel mocht vissen. Ofschoon (of juist omdat) de Aa zich van nature het liefst nergens van aantrekt en zelf in grote mate de flora en de fauna regisseert, maakt het riviertje al vóór onze jaartelling deel uit van een netwerk dat door mensen tot stand is gebracht.

NATUUR VAN MENSENWERK      Nu draait het vooral om de natuur en willen we dat er aan de oevers van de Aa weer koekoeksbloemen, dotterbloemen en sleutelbloemen welig tieren en dat we er weer volop libellen, ijsvogeltjes, meerkoeten en waterhoentjes tegenkomen. Ook het Brabants Landschap heeft cultureel erfgoed als de oude oprijlaan van het kasteel deels teruggegeven aan de natuur. Nu geeft het waterschap aan de Aa haar meanders terug. Terug naar de natuur. Mooi is dat zeker, maar we moeten daarbij wel beseffen dat het project Dynamisch Beekdal (waarom  trouwens niet ‘Dynamisch Aadal’ genoemd?) wel eens de grootste culturele ingreep van de mens ooit zal zijn om het riviertje de Aa en de natuur in en rond de oevers naar zijn hand te zetten. Dat doen ze nu met oude en nieuwe meanders, maar dan wel ingesnoerd met een korset dat ze (onnatuurlijk) op hun plek moet houden. De oude, nieuwe en nieuwe-oude Aa zitten vol mensenwerk.

VAN ARCHEOLOGIE NAAR BIOGRAFIE            Geweldig dat we nu een grote boerderij van bijna tweeduizend jaar oud terugvinden. Die moeten we koesteren en op een of andere manier in het landschap in beeld houden als ‘nieuwe’ recreatieve en educatieve attractie, ook al wordt de plek teruggegeven aan de natuur. Bij archeologie wordt nog vaak alleen gedacht aan de Steen-, Brons- en IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Liever aan spullen en schatten dan aan sporen als bodemverkleuring. Om voor later een betrouwbaar beeld over te houden zullen we ook aandacht moeten hebben voor jonge en gewone vondsten in en rond de Aa. Dat kan een archeologisch misschien niet zo waardevol restant van een pootmeestersbootje zijn, een jachthoorn van een baron of jonker, een stuk molensteen misschien wel van de Kilsdonkse molen, of een naoorlogse Gazelle, volgens naamplaatje van ene heer Van Vugt. Niet alleen museumstukken vertellen het verhaal van de Aa. En het rechte stuk Nieuwe Aa dat als overloop blijft liggen zouden we als herdenkingsplek mogen aanmerken voor al die arbeiders die zich er in barre tijden in het zweet hebben gewerkt om ons droge voeten te bezorgen. Eigenlijk zouden we, ingegeven door de wet, niet  ‘eng’ aan archeologisch onderzoek moeten doen, maar ons moeten focussen op de biografie. Dan komen we - ook voor hetzelfde geld - veel meer over de levensloop van de Aa en haar relatie met planten, dieren, mensen en het waterschap zelf te weten. Dan houden we niet alleen meer water maar ook meer geschiedenis vast. ‘Geen toekomst zonder cultuurhistorie’ schrijft Waterschap Aa en Maas op de eigen website over zijn toekomstig beleid. Dat geeft vertrouwen, als die toekomst tenminste nu meteen begint.

Tekst en beeld: Rien de Visser