hoorntje_gevonden_tijdens_archeologisch_onderzoek_in_het_AadalDe vondst van een Brabantse boerderij uit de Romeinse tijd bij de archeologische opgravingen bij het Heeswijks kasteel vraagt – terecht – veel aandacht. Maar er wordt veel meer gevonden dat alledaags leven tot de dag van vandaag in en rond de Aa in beeld brengt. Zo is er bij de brug over de Aa schuin tegenover de Looz-Corswaremhoeve een koperen hoorntje gevonden. Al gauw werd gezegd dat het een jachthoorn van de baron zou zijn. Dat is ‘helaas’ niet het geval. Het is geen jachthoorn en hij zal ook niet van de baron geweest zijn, maar van een vreemdeling zeker... 

HOORN VAN DE BARON        Meteen kwamen de verhalen los toen op de Aa-oever een hoorntje werd gevonden. ‘We hebben de jachthoorn van de baron gevonden!’ Een voor de hand liggende gedachte. Uit betrouwbare bron (een drijver bij jachtpartijen van de laatste baron) vernam de archeoloog dat tijdens drijfjachten op een jachthoorn werd geblazen. Zo kwam al gauw een stukje jachtgeschiedenis van het kasteel in beeld. Jagen hoort immers bij het kasteel, al eeuwenlang. In een drukwerk uit 1826 waarin kasteel Heeswijk te koop werd aangeboden lezen we: ‘PUBLIEKE VERKOOPING VAN DE RIDDERMATIGE EN OUD-ADELLIJKE GROND-HEERLIJKHEDEN HEESWIJK EN DINTHER, MET ALLE DE REGTEN EN GEREGTIGHEDEN DAARAAN GEHOORENDE, DE WILDRIJKE JAGTEN, EN UITGESTREKTE VISSCHERIJEN, TIENDEN, CIJNSEN, KASTEEL, BOUWHOEVEN, TEEL-, WEI- OF HOOI- EN BOSCHLANDEN...’.

EENDENKOOI              Er werd dus niet alleen gejaagd door de kasteelheren, ook gevist, in de gracht en in de Aa. Het bootje van de pootmeester dat nu voorbij de boerderij uit de Romeinse tijd bij het Nonnenbos in de Aa is gevonden getuigt er van. Niet onwaarschijnlijk dat het bootje overigens ook werd gebruikt voor de jacht: de eendenjacht. Ter plaatse was in de Aa een eendenkooi waar de pootmeester nog na de Tweede Wereldoorlog eenden ving voor zijn eigen dis. Was die eendenkooi er al in de 19e eeuw, de tijd van de jonkers, en hoe zag die er uit? Zou bij dit archeologisch onderzoek daarvan iets boven water komen?

JACHTPARTIJEN         Op een jachthoorn werd als signaalhoorn geblazen bij drijfjachten die in de herfst werden gehouden, aan het begin en einde van een drift (jachtterrein). Ten tijde  van de laatste baron waren behalve jagers bij drijfjachten drijvers betrokken die het wild moesten opjagen om door de jagers afgeschoten te kunnen worden. De meeste drijvers waren pachters van de circa 75 boerderijen die tot 1964 bij het kasteel hoorden. Jachthonden moesten het aangeschoten wild apporteren, aanbrengen. De tuinman had de zorg voor de wildkar met ‘kapstokken’ waaraan de buit werd opgehangen. Als jagers werden adellijke en andere hooggeplaatste lieden uit het Nederlandse en Belgische netwerk van de Heeswijkse kasteelheer uitgenodigd. Ze arriveerden per auto. De barones en genodigde dames vergezelden de jagers. Tussen de middag werd meestal gegeten (en gedronken) in het café van de pootmeester of in het Molenhuis aan de Heibloemsedijk. Tegen de avond, als het donker begon te worden, keerden de jagers terug naar het kasteel en werd op de benedenplaats de buit uitgestald: enkele tientallen konijnen, hazen, fazanten, patrijzen en ander wild. De baron deelde gul wild uit aan de jagers en personeel. Zo wild was alle wild overigens niet in de laatste jaren. Jonge fazanten werden in het voorjaar uitgezet en gevoerd om in de herfst rijp te zijn voor de jacht. De hoge gasten dineerden ’s-avonds bij de baron en barones in het Koetshuis, later ook wel eens in de Chinese eetzaal. De jachtpartijen van de laatste baron hielden rond 1960 op toen hij op Schloss Bentlage in Rheine (Duitsland) bij ‘de prinses’ introk, zijn geliefde adoptiefdochter prinses Marie-Louise. De jacht werd toen verpacht aan de baas van Bosch en Duin uit Udenhout.

GEEN MUZIEKTALENT         Jachthoorns kunnen heel oud zijn en van diverse materialen vervaardigd, van een dierenhoorn tot metaal. Er zijn verschillende modellen en maten. Er is een heel muziekrepertoire voor jachthoorns al of niet met hulpstukken om meer tonen te kunnen spelen. Muzikaal werd de jachthoorn in Heeswijk in de 20e eeuw echter niet gebruikt, hooguit ter vermaak eind 19e eeuw door jonker Alberic op al de feestjes die hij er met zijn Jacoba tegen de zin van de pastoor gaf en waarvoor hij zelfs een draaiorgel liet aanrukken. Baron Willem noch de jachtopziener die op de hoorn blies hebben we kunnen betrappen op enig muziektalent.

SERPENT         En dan komt de vraag uit welke tijd de gevonden hoorn stamt en met wat voor hoorn we hier exact van doen hebben. In elk geval niet met een waldhoorn, een doorontwikkelde jachthoorn met ventielen waarop bij de begrafenis van baron Willem in 1974 in de Heeswijkse parochiekerk “Erbarm’ dich mein O Herr Gott” van Bach klonk terwijl de prinses, met wie de barones gebrouilleerd was, erbarmelijk op de achterste bank moest plaatsnemen. Het nu gevonden horentje lijkt met zijn 20 centimeter doorsnee niet veel op de wat grotere (aangevreten) jachthoorn uit de verzameling van jonker Alberic die de laatste baron begin jaren vijftig aan de Koninklijke Fanfare Sint-Willibrord schonk, en nu, samen met een ophicleïde(voorloper van de saxofoon) en een serpent (een basinstrument) als bruikleen van de fanfare is te zien in de voormalige Instrumentenkamer van het kasteel. Zou het hoorntje misschien een scheepshoorn van een platbodem zijn geweest? De Aa was immers vaarweg tot de Zuid-Willemsvaart in 1826 die rol overnam.

NAAR BRUSSEL          We gingen op zoek naar een deskundige op het gebied van koperen blaasinstrumenten. Vanwege eerdere contacten en de relatie van baron Willem met Brussel namen we contact op met het MIM, het Belgische Muziekinstrumentenmuseum (dat overigens zeer een bezoek waard is). De alleszins bereidwillige conservator blaasinstrumenten Géry Dumoulin haalde ons snel uit de droom. Het is geen jachthoorn, ook geen scheepshoorn, maar een oude autoclaxon! Voor een nauwkeurige datering zou een gespecialiseerd laboratorium ingeschakeld kunnen worden, maar het model en de bijzondere samenstelling van de beker met deze specifieke rand maakt het duidelijk dat het een autoclaxon betreft, waarvan de peervormige rubberen blaasbalg en het riet (voor het eentonig signaal) ontbreken. ‘Vanuit een organologisch standpunt gaat het hier om een vrije aerofoon, een tonginstrument, geclassificeerd als 412.131 (Individual free reed. Ex.: single note motor horn), in het Hornbostel-Sachs classificatiesysteem. Datering: begin van de 20ste eeuw.’ Aldus mailde de vakman. Diverse plaatjes op internet tonen de gelijkenis met het Heeswijkse hoorntje.

Het_Heeswijks_hoorntje_en_een_autohoorn_van_internetHELAAS?         Moeten we nu concluderen dat het helaas geen jachthoorn is? Associatie van een jachthoorn met een kasteel ligt voor de hand, de taferelen zijn ons echter genoegzaam bekend. Wat voegt het aan verhalen toe? Maar een autoclaxon in verband brengen met kasteelgeschiedenis doe je niet zo gauw en lijkt op het eerste gezicht van weinig betekenis aangezien het 20e-eeuwse geschiedenis betreft. En zeker voor kasteel Heeswijk waar in die tijd testamentair geen adel mocht wonen en zelf niet over een wagenpark beschikte. In de remise van het kasteel troffen we in 1895 nog geen auto’s aan, wel een victoria, coupé en tilbury. In het rijtuigenmuseum een Russische drowsky, twee oude speelwagens, drie Hollandse sjezen en twee arrensledes. Verder twee draagkoetsjes.

TIJD VAN DE T-FORD              Baron Willem die in 1882 werd geboren en tot 1949 in Brussel woonde werd in 1920 als diplomaat (waarschijnlijk) in Den Haag gesignaleerd met een auto. Maar die auto had al een modernere toeter, vermoedelijk één met een elektrisch tot trilling gebracht metalen plaatje. De autoclaxon die de archeoloog met heemkundigen bij het kasteel heeft gevonden is afkomstig van de eerste generatie productieauto’s die er in Nederland rondreden, zoals de T-Ford. De eerste echte auto kwam in Nederland op de weg in 1895, het jaar waarin de laatste jonker (Alberic) die op de hoofdburcht woonde, stierf! Dat wil niet zeggen dat na diens overlijden geen hotemetoten per auto op het kasteel arriveerden. De grote veilingen van eind 19e en begin 20e eeuw en ook het wonderlijke ‘Eftelingkasteel’ zelf bracht steeds weer autoriteiten van heinde en verre naar het kasteel, per koets, trein en tram maar ook per automobiel. Of baron Willem en zijn broer Otto als jongelieden begin twintigste eeuw al auto reden moeten we nog onderzoeken. Ze kwamen wel regelmatig op het kasteel. Van de boer van de Looz-Corswaremhoeve zal de autohoorn niet geweest zijn. Die kocht pas rond 1960 zijn eerste auto.

 

VAN POSTHOORN TOT AUTOTOETER        De oude autohoorn wijst ons erop dat we een kasteel niet alleen met door paarden getrokken koetsen moeten verbinden, ook met oldtimers die door een benzinemotor worden aangedreven. De geschiedenis van een kasteel gaat immers ook gewoon door. En de eerste auto’s waren in wezen koetsen met ingebouwde motor. Zo had ook de eerste claxon veel weg van een posthoorn. Om praktische redenen werd een rietje met een blaasbalg op de hoorn gemonteerd en de hoorn op de auto.

CLAXON VAN DE BARON      De gevonden autotoeter stelt ons slechts voor vragen. Hoe komt hij terecht op de Aa-oever bij een brug over de Aa in een zandweg die geen officiële oprijlaan was? Een ongelukje, verloren, gestolen, hergebruikt of als afval gedumpt? Is het hoorntje ter plekke op het land terechtgekomen of is de claxon in het water beland en eerder bij het vegen van de Aa opgedregd? Een metalen jachthoorn zal niet lang blijven drijven op het water, een claxon met een blaasbalg als luchtkamer misschien wat langer, alhoewel ook die al gauw uit de bocht zou zijn gevlogen bij de meanderende Aa. Kan de hoorn wellicht te water zijn geraakt bij de stroomopwaarts gelegen nu verdwenen oprijlaan waar volgens waarnemers in die tijd ook een brug was? Of bij de nog wat verderop gelegen brug in de bestaande oprijlaan naar de Zuid-Willemsvaart? Een laan die met zijn door karren en koetsen uitgesleten klinkerweg uniek is en ook een markante claxongeschiedenis kent. Als de laatste baron per auto zijn kasteel naderde begon hij (later zijn chauffeur) halverwege de oprijlaan al te toeteren ten teken dat de slotbewaarder de kasteelpoort moest openen. De claxon van de nieuwe Mercedes 600 die hij in 1964 voor 100.000 mark in Duitsland aanschafte en waarvan praktisch alleen de paus en oliesjeiks er één hadden, klonk van verre als een luid commando dat je beter niet kon negeren. En zelfs één keer fungeerde die claxon er als alarmhoorn, in 1974, toen baron Willem in zijn Mercedes de oprijlaan uitreed, plotseling de geest gaf en zijn chauffeur met spoed en al toeterend kasteelwaarts keerde.

 

De nu gevonden claxon uit het begin van de autogeschiedenis was zeer waarschijnlijk niet van de baron, maar van een vreemdeling zeker, die verdwaalt was zeker, ‘k zou graag even vragen naar zijn naam!

 

Rien de Visser, 29 november 2010