‘Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.’ James Foley, de enkele weken geleden onthoofde Amerikaanse journalist, heeft het uitgehouden in zijn gevangenschap door deze overtuiging. In een brief aan zijn ouders heeft hij dat geschreven. Ook over het bidden van de Rozenkrans. Dat herhaalgebed gaf hem rust en hij was een steun voor zijn medegevangenen. Hij is nu dood. Zijn ouders hebben verdriet maar dragen het overlijden van hun zoon met hetzelfde geloof . Je hebt dus niet veel nodig. Alleen een kleine gemeenschap, misschien maar twee of drie mensen, maar wel met dat geloof in de aanwezigheid van de Heer in je midden.
Zo eenvoudig is het nu: niet grootse kerken of missen met de paus en twee miljoen jongeren. Dat is allemaal mooi en het raakt ons, maar het maakt niet de kern van ons geloof uit. Twee of drie mensen die biddend of de bijbel lezend bij elkaar zijn, dat is de kern van het geloof omdat aan dit minimum van gemeenschap God zijn aanwezigheid heeft verbonden. Ik herinner me nog dat ik ergens logeerde en dat de slaapkamer van het echtpaar naast de mijne lag. Wij gingen naar bed, ieder naar zijn eigen kamer. Ik hoorde ze bidden voor het slapengaan, samen. ‘Waar twee of drie in mijn naam bijeen zijn daar ben Ik in hun midden…’
Maar hebben we dan niet de eucharistie nodig, de mis, of hebben we dan geen Bijbel nodig, of de catechismus, of de Mariakapel om een kaarsje te branden? Natuurlijk is dit allemaal belangrijk, wij mensen hebben nu eenmaal nodig dat we met elkaar een rijkdom aan gebaren, riten en gewoonten delen om te weten dat we samen iets gemeen hebben. Ook in onze gezinnen en in het verbond tussen man en vrouw vieren we met feesten en gedenkdagen dat we bij elkaar horen. Of we zorgen voor een trouwring die we plechtig aan elkaars ringvinger schuiven. En toch is de diepere grond van wat ons verbindt nooit in uiterlijke zaken te vatten. Het uiterlijk heeft het innerlijk nodig, en omgekeerd.
Die verbondenheid met elkaar, die fundamentele basis, is ook nodig wanneer we ruzie krijgen met elkaar. Het is niet altijd ‘koek en ei’ onder mensen. Er gebeuren vaak dingen die mensen verdelen, of het nu in een gezin is, of tussen vader en moeder, of in een sportclub, of in een gemeenschap, in een dorp of in een kerk. Wanneer er niets meer is dat je innerlijk aan elkaar bindt, dan komt er scheiding. ‘Ik heb niets meer met haar…’ ‘We zijn op elkaar uitgekeken…’ ‘Ik heb me vergist in hem…’ U herkent de uitspraken, want je komt ze geregeld tegen. Waar zijn die vier ogen waarover het in het begin van het evangelie gaat? U hebt het gehoord: geen twee ogen - één paar, maar vier ogen – twee paar. Dus twee mensen. ‘Waar twee of drie in mijn Naam bijeen zijn…’ Alweer: om inhoud te geven aan verbondenheid heb je anderen nodig. Niet alleen een goede relatietherapeut, of een mediator, maar mensen die samen een netwerk vormen, die samen een vangnet zijn. Mensen die geloven dat zij zelf ook weer gedragen worden door de Aanwezigheid van God.
Dat geloof in de aanwezigheid van God is niet vanzelfsprekend, zeker vandaag niet. In de media wordt vaak schamper over gelovige mensen gesproken. Alsof het mensen zijn die niet zelf kunnen denken en doen. Voor mij is niets minder waar. Geloof is geen opvulling van fundamenteel gemis of aanvulling als je het niet meer zelf kunt. Geloof is eerder een toegevoegde waarde bij al je capaciteiten, bij alles waartoe je als mens in staat bent. Geloof geeft richting aan je dagelijkse handelen. Geloof houdt het perspectief levend. Je weet je gedragen door Gods aanwezigheid en er is ook altijd iemand die op je wacht. Want God is er altijd, alleen moeten wij de ogen van ons hart en ons verstand er wel voor openen.
‘Waar twee of drie in mijn Naam bijeen zijn daar ben Ik in hun midden..’: deze belofte van Jezus heeft oneindig veel mensen op de been gehouden in zware omstandigheden. Zoals die onthoofde journalist, maar ook al die christenen op de vlucht voor IS in Noord-Irak. Deze belofte van Jezus is ook de basis voor ons samen bidden. God voedt ons met deze belofte. Hij is aanwezig. Hij vraagt om toegelaten te worden. Nu hier, straks thuis, morgen op het werk.
Joost Jansen, norbertijn
wanneer u wilt reageren: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.