Op 10 september jl. heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het bestemmingsplan Buitengebied Bernheze aan de hand van de diverse tegen dat plan ingediende beroepschriften.
Dat oordeel betreft voor het grootste gedeelte allerlei meer individuele belangen (bestemmingen op perceelsniveau, omvang/situering bouwblokken e.d.), maar met name ook enkele belangrijke beleidsmatige uitgangspunten, die aan het plan ten grondslag zijn gelegd. Deze hebben bijvoorbeeld betrekking op de relatie intensieve veehouderijen en volksgezondheid, alsmede op archeologie.
Voor wat de individuele belangen betreft zijn in meerdere gevallen de beroepen gegrond verklaard, maar in meerdere gevallen ook niet.
Op het punt van de relatie intensieve veehouderij en volksgezondheid is de uitspraak in het bijzonder belangwekkend. De Raad van State heeft de daarvoor opgenomen regeling niet geaccepteerd.
De totstandkoming van het bestemmingsplan buitengebied is vanaf eind 2006 een langdurig en intensief proces geweest. Vooral de relatie van de intensieve veehouderij en de volksgezondheid heeft daarin een grote rol gespeeld; begrijpelijk voor een plattelandsgemeente als Bernheze. Ook allerlei ontwikkelingen op dat vlak op rijks- en provinciaal niveau hadden daar invloed op.
Bernheze heeft als een van de eerste gemeenten er destijds voor gekozen het bestemmingsplan vooraf te laten gaan door een gezondheidseffectscreening. Aan de hand van het ontwerp-bestemmingsplan beoordeelde de GGD Hart van Brabant daarin de mogelijke effecten van dat plan op de volksgezondheid. De gemeenteraad heeft zich in de keuze van het bestemmingsplan, met name waar het de afstand van intensieve veehouderijen tot kwetsbare functies betreft, mede door de GGD-aanbevelingen laten leiden.
De Raad van State zegt daar nu van dat deze keuze “bij gebreke van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de gezondheidsrisico’s van intensieve veehouderijen” met de verwijzing naar het GGD-advies niet voldoende draagkrachtig gemotiveerd is.
Wij zijn over dit oordeel teleurgesteld, temeer omdat deze keuze vooral beargumenteerd was vanuit het voorzorgsprincipe; beter voorkomen dan genezen. Bovendien hadden wij stellig de indruk dat hiermee goed geanticipeerd werd op een herkenbare tendens in het beoogde rijks- en provinciale beleid op dit vlak.
Wij zullen de betreffende uitspraak nu nader bestuderen en het gehele project kritisch analyseren. Ook in overleg met de betrokken externe partijen, zoals GGD en provincie, zullen we ons op het vervolg beraden. Dit vraagt een voortvarende aanpak, temeer nu de Raad van State op diverse onderdelen aangeeft dat het plan binnen 26 weken moet zijn aangepast.